Calvijn benadrukte meer dan zijn tijdgenoten de actualiteit van het Oude Testament
In de ogen van Calvijn was er sprake van een grote actualiteit van het Oude Testament – wellicht meer dan bij andere theologen van zijn tijd. Het eerste deel van de Bijbel was niet zomaar een voorbereiding op de vervulling in het Nieuwe Testament.
Dat betoogde prof. Sujin Pak, hoogleraar aan Duke Divinity School in Durham, donderdag tijdens het tweejaarlijkse Colloquium van Calvin Studies Society in de Verenigde Staten. Gastheer is deze keer het Trinity Christian College in Palos Heights, bij Chicago. Dit college behoort oorspronkelijk tot de Christian Reformed Churches en heeft dus Nederlandse wortels, zoals de naam van de vergaderplaats, Ozinga Chapel Building, al laat vermoeden.
Het Colloquium is een congres voor (kerk)historici die zich in de Verenigde Staten, maar ook in andere delen van de wereld, bezighouden met het denken, het leven en de tijd van Calvijn in het kader van de studie van de Reformatie.
Metaforen
Sujin Pak gaf in de traditie van haar gezaghebbende voorganger prof. David Steinmetz een lezing over Calvijns gebruik van metaforen in de uitleg van het Oude Testament. Calvijn staat erom bekend dat hij niet veel wilde weten van de gebruikelijke allegorische uitleg van het Oude Testament, zoals die in een groot deel van de christelijke traditie vóór hem gebruikelijk was.
De letterlijke zin van de Heilige Schrift is volgens Calvijn het spreken van God. Alleen, dat spreken komt van Godswege vaak tot de mens in de weg van „accommodatie” (aanpassing), waarbij God Zich aanpast aan het beperkte begrip van de mens. Dat neemt niet weg dat Gods spreken in de Schrift toch ook een duidelijk verwijzend karakter heeft. Net als bij de sacramenten maakt God in Zijn spreken gebruik van tekenen, die gericht zijn op de zintuigen van de lezers en hoorders.
De hoogleraar sprak van een „dunne lijn” tussen beeldend lezen en allegorische uitleg, waarbij de laatste geen recht doet aan de zin en mening van de Schriften. De letterlijke betekenis heeft echter ook het karakter van een spiegel, en is vol van beelden. De spreekster illustreerde haar verhaal met citaten, waarin Calvijn onder meer de grote exegeet van de Vroege Kerk, Origenes, ervan beschuldigde dat hij de Schrift met zijn allegorische verklaring „martelde.”
Volgens Suijn Pak gaat Calvijn niet primair uit van de tegenstelling tussen Wet en Evangelie als paradigma, maar ziet hij meer de voortgang van Gods ene verbond, waarbij sprake is van twee bedelingen. In 1563 draagt hij zijn verklaring van de vijf boeken van Mozes op aan Henri van Navarre, de toekomstige koning Henri IV van Frankrijk. Daarin benadrukt hij dat de gelovigen van zijn tijd en die van het Oude Testament te maken hebben met dezelfde erfenis van Godswege. „In een gezamenlijke overeenstemming van geloof en volharding ondergaan ze een zelfde strijd.”
Uitwisseling
Hoogleraar Engels prof. Michael van der Weele vroeg zich af wat de studie in de letteren zou kunnen leren van de manier waarop Calvijn het boek Deuteronomium doceerde. Hij ging daarbij in gesprek met de beroemde schrijfster Marilynne Robinson, die er openlijk voor uitkomt dat Calvijn voor haar een belangrijke getuige van het „protestantse geweten” is. Hij noemde Calvijns theologie „een theologie van uitwisseling.” De preken over Deuteronomium laten zien hoe vanuit Gods openbaring alles met alles te maken heeft.
Prof. Jeff Fisher van het Kuyper College in Grand Rapids vergeleek Calvijn en zijn tijdgenoot Oecolampadius in de uitleg van de liederen over de knecht des Heeren vanuit Jesaja. Onlangs verscheen zijn proefschrift over de op Christus gerichte uitleg van Oecolampadius. Calvijn heeft de commentaren van Oecolampadius gebruikt, hoewel zijn aandacht voor het eigene van het Oude Testament dieper ging dan die van zijn voorganger.
Dr. M. A. van den Berg is predikant van de hervormde Morgenstergemeente in Zoetermeer. Hij doet verslag van het tweejaarlijkse Colloquium van de Calvin Studies Society in Palos Heights, bij Chicago.