Column (ds. J. Belder): Toneelspelers
Het orgel zwijgt. Voetstappen marcheren door het gangpad. De kerkenraad op weg naar het voorgestoelte. Dominee beklimt zijn praatstoel. Een schelle kinderstem scheurt de stilte aan flarden. „Mama, begint nu de show?” Moeder kleurt rood. Gegniffel. Sommigen beijveren zich hun gelaat in de plooi te houden. Een enkeling werpt een veroordelende blik op Petertje. Drie dagen geleden was het jong in het dolfinarium in Harderwijk. De aankondiging: „De show begint”, had onmiskenbaar indruk gemaakt. Leek dominee op een kunstjes makende dolfijn…?
In deze krant stond het vrijdag zwart-op-wit: „Ook dominees spelen toneel.” Ik troostte mij met de gedachte dat het mij niet aanging, maar heel slechte dominees betrof. Voor toneel was ik al vroeg afgekeurd. Op mijn openbare mulo uit het Land van Ooit werd ik nadrukkelijk uit het schooltoneel geweerd. Besloten werd dat ik de gordijnen zou open- en dichttrekken. Ik kweet mij met grote ijver van die taak. Op de avond van de uitvoering gaf ik een ferme ruk aan het touw, met merkbaar gevolg. Gordijn en rails stortten naar beneden. Het hele toneelgezelschap spartelde langdurig hulpeloos rond onder schier eindeloze meters textiel.
De ontmaskering van onze oudvaders door dr. Spruyt heeft ons geschokt. Dat ze toneelstukken schreven en zich daarmee onledig hielden. Ongelooflijk. „Welke kant gaan we nu weer op?” mompelde mijn levensgezellin vanachter haar lijfblad. „Genoemde lui waren nog half rooms”, troostte ik haar. En anders is het kift.
Dat dominees weleens een beetje toneel spelen valt niet te ontkennen. De een doet er wat meer aan dan de ander. Sommigen spreken votum en groet uit als danste er langdurig een olifant op hun tenen. Een buurman die ik vanwege mijn missionaire verantwoordelijkheden had meegetroond naar collega X vroeg ontdaan of dominee zijn meisje ook zo gevraagd had. Ik legde hem uit dat de fijnproevers hiermee onmiddellijk het zuiverheidsgehalte van dominee kunnen vaststellen. Stem, gebaren en tempo waarmee de eerwaarde zijn preekstoelgang vergezelt, leggen veel van zijn innerlijk bloot.
Voor sommigen is het ergerlijk kinderspel. Voor anderen uiting van ernst en eerbied. Maar dominees moeten geen komedianten worden, want dan wordt het kerkvolk gedegradeerd tot publiek en de kerkdienst tot cabaret. Op geluidsdragers heten wij tegenwoordig al artiest. Soms valt zelfs de zinsnede: „Voor u treedt op dominee…” Lachwekkend worden voor de wereld is erg. Nog erger als we het voor God worden. „Weerhoud, o Heer’, Uw knecht, dat hij zijn hart niet hecht aan dwaze hovaardij.”