Samen snoep eten bij opa Lamain
De carrière van Barbara Lamain verliep voorspoedig, maar had niet haar hart. Sinds september is de oud-directeur hrm van multinational GlaxoSmithKline predikante. „Als anderen over voetbal en politiek praten, waarom zouden wij het dan niet over God mogen hebben?”
Het interieur van de eengezinswoning in Den Hoorn, een dorp in Midden-Delfland, is van een opvallende soberheid. Sinds een aantal weken wordt de pastorie van de protestantse gemeente ’t Woudt-Den Hoorn bewoond door ds. Barbara Lamain (42), kleindochter van ds. W. C. Lamain, die grote bekendheid genoot binnen de Gereformeerde Gemeenten. Ze is net terug van haar eerste trouwgesprek, bij een paar van 72 en 80 jaar. „Ja, best bijzonder”, lacht ze. „Dat mensen op deze leeftijd samen nog zo’n stap willen zetten en dat ook nadrukkelijk in de kerk willen doen.”
Hoe was uw bevestigings- en intrededienst?
„Het was de vervulling van een verlangen dat sinds mijn tienerjaren een belangrijke rol heeft gespeeld, maar ik dacht toen dat het predikantschap voor een vrouw niet is weggelegd. Daarom ging ik geschiedenis studeren, in het voetspoor van mijn vader en zus. Mijn vader heeft altijd personeelswerk gedaan. Dat vond ik een mooie mix van menselijk en zakelijk bezig zijn, dus ook daarin volgde ik hem. De laatste elf jaar werkte ik bij GSK, het bedrijf dat mijn eigen medicijnen tegen astma produceert, maar het oude verlangen liet zich niet verdringen. Ik vond het heel bijzonder dat zo veel mensen uit mijn bestaan de dienst bijwoonden. Voor een aantal aanwezigen was het de eerste kerkdienst in hun leven. Aan de andere kant van het spectrum waren er mensen die het moeilijk vinden dat ik dit werk als vrouw doe, maar desondanks blijk gaven van hun betrokkenheid. Zelfs familieleden uit Amerika waren ervoor overgekomen.”
Zou opa aanwezig zijn geweest?
„Ik hoop het. Ik bewaar heel goede herinneringen aan hem. Mijn vader keerde als enige van de acht kinderen blijvend terug naar Nederland, dus om het jaar gingen we in de kerstvakantie naar Amerika. Dan belandden we in een warm bad van ooms en tantes en een horde neven en nichten. Wat ik me vooral van opa herinner, zijn de zakken snoep waaruit mijn zus en ik met hem gingen eten in zijn studeerkamer.
Als we weer in Nederland waren, stuurde zowel opa als oma ons geregeld een brief of kaart. Na de aanhef, in het Zeeuws, vroeg opa hoe het op school ging. Meteen erachteraan: „Vraag de Heere maar veel om een nieuw hartje.” Hij had weinig woorden nodig om bij de kern te komen. Daarna volgde er altijd een soort preekje. Het was een lieverd: mild, genereus, vrijgevig en trouw. Terug naar uw vraag: was hij niet gekomen, dan had ik nog even veel van hem gehouden.”
Hoe reageerden uw oud-collega’s op de dienst?
„Mijn knielen voor het ontvangen van de zegen, met handoplegging door een aantal predikanten, was voor mij het bijzonderste moment. Een aantal aanwezigen, onder wie oud-collega’s, ervoer het juist als heel bedreigend. Ik hoorde dat iemand zelfs de neiging had om in te grijpen. Dat laat zien hoe verschillend die twee werelden zijn. Bij een etentje kort voor de bevestiging vroegen sommigen of het voor het laatst was dat ze me mochten kussen. Ze hadden het idee dat ik een soort non werd.”
Was u bij GlaxoSmithKline al een soort dominee?
„Dat is te veel eer. Ik deed gewoon mijn hr-werk. Daardoor ontmoette ik mensen wel op belangrijke kruispunten of bij moeilijke gebeurtenissen in hun leven. Het verbaasde me vaak hoe veel ze dan met me deelden en hoezeer ze openstonden voor dat wat mijn leven inhoud geeft. We zijn als christenen veel te verlegen om uit te dragen wat we geloven. Als anderen over voetbal en politiek praten, waarom zouden wij het dan niet over God mogen hebben?”
Qua status en salaris deed u een forse stap terug.
„Het is een totaal ander plaatje, dat is zo, maar ik ben ontzettend dankbaar dat ik nu de hele week kan besteden aan dat wat mijn hart heeft. Ik deed mijn werk met plezier, maar het gaf me niet deze vreugde.”
Hoe ontstond de belangstelling voor theologie?
„Mijn moeder, een achternicht van mijn vader –ook een Lamain–, kwam uit de Gereformeerde Kerken. Mijn ouders vertegenwoordigen in die zin een verschillende achtergrond en geloofsbeleving. Toen mijn zus moest worden gedoopt, sloten ze zich aan bij de hervormde gemeente van Voorthuizen, als compromis. Geloof was thuis belangrijk, maar over de inhoud werd heel verschillend gedacht. Dat riep bij mij al jong de vraag op: wat is waar? In mijn tienerjaren beloofde ik God spontaan mijn leven in Zijn dienst te zullen besteden, al wist ik niet hoe. Ik schrok van wat ik had gezegd, maar meende het wel.”
Waardoor veranderde uw standpunt over de vrouw in het ambt?
„Op 18-jarige leeftijd kwam ik in de Jacobikerk in Utrecht terecht. In de loop der jaren ontdekte ik dat het kerkenwerk waarbij ik betrokken raakte, me de meeste vreugde gaf. Meer dan het werk dat ik overdag deed. Mede daardoor groeide de overtuiging dat God mij riep. Hij spreekt tot ons op verschillende manieren. Ook door de blijdschap die Hij geeft. In de kerk heeft Hij mij verrast door vreugde. Verder leerde ik meer over het omgaan met de Bijbel. We moeten rekening houden met de verschillende genres en met de achtergronden van bepaalde gedeelten. Daarin heb ik veel geleerd van ds. A. J. Zoutendijk. Ik ging beseffen dat je helemaal niet vrijzinnig hoeft te zijn om als vrouw dominee te worden.”
De Bijbel is toch duidelijk over het spreken van de vrouw in de eredienst.
„Voor mij is de hele Bijbel nog steeds helemaal het Woord van God. Wel ben ik nu van mening dat je bepaalde passages moet lezen in het licht van de context waarin ze zijn geschreven en dat je moet letten op de lijnen in de Bijbel. Wat dit onderwerp betreft, wil ik vooral bruggen bouwen en niet de barricades op. Ik geloof dat het er niet primair om gaat of we prediken als man of vrouw, maar of we Christus verkondigen. Daar weet ik me door God toe geroepen en dat is mijn verlangen. Door de hele Bijbel heen zijn er vrouwen die door God in dienst worden genomen en die getuigen van Hem. Opvallend vind ik dat vrouwen aan Jezus’ kruis staan als de discipelen allang weg zijn, meegaan naar Zijn graf en als eersten verkondigen dat Hij is opgestaan.”
Hoe reageerde uw vader op uw stap?
„In 2010 ben ik bevestigd als eerste vrouwelijke ouderling van de Jacobikerk in Utrecht. Dat was voor hem even slikken, maar hij was er wel bij aanwezig. Ook op mijn weg naar het predikantschap heeft hij erg met me meegeleefd. Dat doet hij nog steeds. Wanneer je met elkaar door het leven gaat, is er meer verbondenheid en ruimte dan wanneer je enkel discussies voert over elkaars argumenten. Dat merk ik bij meer mensen in de familie. Iemand die bijzonder met me meeleeft, is tante Corry den Dekker-Lamain, lid van de gereformeerde gemeente van Norwich. Daarin speelt denk ik mee dat ik me nooit heb gedistantieerd van mijn achtergrond. Mijn vader knipt trouw artikelen uit het RD die ik moet lezen en geeft me elke week De Saambinder mee.”
Hoe zit u die hier te lezen?
Met een schaterlach: „Vooral de verhalen over de geschiedenis van de verschillende gemeenten vind ik interessant. Ik kijk ook altijd of er stukjes in staan van mensen die ik ken. Het is een deel van mijn achtergrond en familie.”
Wat voor predikant wil u zijn?
„Eén die getuigt van Christus als de Weg, de Waarheid en het Leven, zowel in mijn preken als in de verschillende contacten daaromheen. Je hoort steeds vaker: „Ik ben wel christen, maar de buurman is het niet en hij leeft beter dan ik.” Dat zal best zo zijn, maar welke hoop heeft hij? Het christelijk geloof is geen verhaal over moraal en burgerlijkheid, maar over Gods Zoon Die is opgestaan uit de dood, Die terugkomt en Die hoop en toekomst geeft.”
Op 28 oktober ging u voor in een oecumenische dienst met de pastoor. Daar hebt u geen moeite mee?
„Het was Bijbelzondag. We zijn broeders en zusters, leden van het ene lichaam van Christus, dus ik vind het goed dat we een dergelijke dienst samen vieren. We vinden elkaar in de liefde voor het Woord van God. Er zijn op meerdere gebieden samenwerkingsverbanden. Die koesteren we.”
Drie dagen later was het Hervormingsdag. Hoe combineerde u die twee?
„In het dankgebed en de voorbede tijdens de gezamenlijke dienst op de Bijbelzondag heb ik niet de Reformatie genoemd, maar Halloween. Dat feest op 31 oktober, waar zeker de kinderen mee te maken hebben, krijgt tegenwoordig in onze cultuur veel aandacht. Dat is de realiteit van vandaag. Het is een feest vol duisternis, terwijl God ons bedoeld heeft voor het licht.”
Monica, uw oudste zus, is ook predikante. Opmerkelijk.
„Ja, dat kun je wel zeggen. Overigens is nog een derde kleinkind van opa predikant geworden. Tijdens de bevestigingsdienst nam zowel mijn zus als mijn neef deel aan de handoplegging. Dat was heel bijzonder. Mijn zus is predikant in een aantal verpleeghuizen: in Amsterdam-Oost en in Laren. Ik heb bewondering voor het werk dat zij doet. Met heel veel liefde en trouw begeleidt ze mensen in de laatste fase van hun leven. In onze theologische opvattingen verschillen we wel wat, maar we zoeken naar wat bindt.”
U betrok als single de pastorie. Vindt u dat lastig?
„Als tiener deed ik een belofte aan God, maar ik had geen idee wat die zou gaan betekenen. Wanneer ik aan de toekomst dacht, was mijn beeld dat ik zou trouwen en kinderen krijgen, maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan kreeg de kerk –in mijn geval de Jacobikerk– een steeds belangrijker plaats in mijn leven. Daar vond ik zegen, vreugde en vervulling. Onze primaire identiteit ligt niet in ons gehuwd of ongehuwd zijn, hoe groot de impact daarvan ook is, maar in ons christen-zijn. Hier ben ik gezegend met een zeer hartelijke gemeente, mensen die met elkaar werkelijk een gemeenschap vormen. Vanaf het eerste moment hebben ze me met veel hartelijkheid en warmte opgenomen. Juist in dat wat ik niet zelf heb bedacht en gepland, ervaar ik zegen van God. De mooiste dingen vallen ons toe. Zo ook mijn weg in de kerk: van de dorpskerk in Voorthuizen via de Jacobikerk in Utrecht naar de protestantse gemeente van ’t Woudt-Den Hoorn.”
Met welke vrouw in de Bijbel voelt u zich vooral verbonden?
„Ik voel niet zozeer verbondenheid met één specifieke vrouw uit de Bijbel. Wel heb ik een scriptie geschreven over de rol van het gebed bij Hanna. Met al haar verdriet ging ze naar de tempel, om haar hart voor God uit te storten. Ik had de sleutel van de Jacobikerk. Op belangrijke of moeilijke momenten in mijn leven ging ik daarnaartoe om er neer te knielen en te bidden. Dan voelde ik me als Hanna. En God hoorde.”
Levensloop ds. Barbara Lamain
Barbara Lamain (1976) groeide op in Voorthuizen. Haar studie geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht combineerde ze met bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ze trad in dienst bij Sara Lee/Douwe Egberts en werkte voor dit bedrijf twee jaar in New York en Virginia. In 2003 maakte ze de overstap naar IDEXX, een internationaal concern voor diergeneeskunde. Vanaf 2007 werkte ze bij multinational GlaxoSmithKline, waar ze opklom tot directeur hrm. Naast haar werk studeerde ze in deeltijd theologie. Op 23 september werd ze bevestigd tot predikant van de protestantse gemeente ’t Woudt-Den Hoorn.