Kerkhistorie met een knipoog: handen die spreken zonder woorden
Barbara Lamain, kleindochter van ds. W. C. en domina in spe van de hervormde gemeente van Rhoon, schreef in De Waarheidsvriend een fraai artikel over haar grootvader. Ik voeg er hier een enkele herinnering aan toe.
Ooit bezocht ik in Grand Rapids met een driemanschap een internationale conferentie van het christelijk hoger onderwijs. Zo bezochten we aldaar ook ds. Lamain, Lamaajn zeiden ze in mijn geboortestreek. We kregen een gastvrij onthaal te zijnen huize. Op tafel lagen de boeken van zijn ambtsbroeder Doornenbal. We ontwaarden in deze pastor een mens die niet gespeend was van humor en een mens bij wie het hele lichaam zijn lach ondersteunde. In zijn reisbeschrijvingen schrijft ds. Doornenbal dat hij kon lachen „dat zijn buik ervan schudt.” Die schreef trouwens ook dat hij in de tegenwoordigheid van zijn vrouw „niet zo schrikwekkend is als je zou denken”: „Vader zal wel baas zijn, maar moeder heeft de leiding.”
De gastvrijheid kreeg een verlengstuk via een mooie toer door Grand Rapids, met de grote American car van de predikant. ’s Zondags zaten we onder zijn gehoor. Het was in de tijd van de polio-epidemie in Elspeet. Regelmatig kwam hij in zijn Engelstalige sermoen te spreken over de ”poelio”. En ”och volk” moest er maar in het Nederlands doorheen. Maar wat me bijbleef was de gebarentaal. De kerk bestond uit een rechttoe-rechtaan deel met een zijbeuk. Op zeker moment hief hij de wijsvinger ter vermaning. Hij begon in de ene uithoek en keerde zich zonder iets te zeggen langzaam naar de andere uithoek, om daarna nog weer een keer de beweging in omgekeerde richting te volgen. Nog steeds woordenloos. Onder doodse stilte werd het ‘aangehoord’. Geen acteur had het hem kunnen verbeteren.
Zo had ik het eerder een keer meegemaakt. In mijn vroege Rotterdamse jaren woonden we vlak bij de Slinge. Daar hadden de hervormden en de gereformeerden hun kerkelijk domein naast elkaar. Een kerk van de Gereformeerde Gemeenten was in aanbouw. Men mocht toen gebruikmaken van genoemde gereformeerde kerk. Echter onder één voorwaarde: men moest het interieur van de kerk laten zoals het was. Op de kansel stond een vaas met bloemen. Waarom ook die zo nodig moest blijven staan, laat ik in het midden. Lamain besteeg de kansel en liep recht op de bloemen af. De handen werden geheven om het votum uit te spreken. Maar daarmee keerde hij zich eerst afwerend naar de bloemen, om ze vervolgens geheven te laten voor gewijder taak. Of dat nu zo moest, is ook een vraag. Maar hij had het intussen maar netjes gezegd!
Dominees kunnen niet zonder gebaren. Ze onderstrepen er hun woorden mee. Maar zonder woorden met de handen spreken is een kunst apart. Ooit zei mij een kerkelijk hoogleraar dat een dominee uit zijn jeugd maar met de vuist op de kansel hoefde te slaan, dan had hij het al gezegd. Zo gaat het vandaag zeker niet meer toe. Maar een stilte tijdens een preek vanwege een simpel doch sprekend handgebaar kan wel veelzeggend zijn. Een stille wenk om te komen tot de Bron bijvoorbeeld.