„Wachtlijsten zijn het probleem niet”
Voor horzel spelen in de zorgsector; dat staat het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO na 25 tropenjaren nog steeds voor ogen. Zegt algemeen directeur W. Schellekens tijdens de jubileumviering in de RAI in Amsterdam. „Wachtlijsten zijn het probleem niet meer.”
Voorbeelden van problemen in ziekenhuizen die door nuchter nadenken zijn verholpen? Schellekens valt even stil. Hij zou er een uur mee kunnen vullen, vermoedt hij en dan nog is hij niet halverwege.
Dan maar de meest aansprekende. Schellekens: „Twintig jaar geleden gebeurde het nog regelmatig dat artsen hun patiënten lachgas toedienden in plaats van zuurstof. Dodelijk. Even een kleine onoplettendheid, de slang vastmaken aan het verkeerde gat en het kwaad was geschied. Weet je wanneer dat was verholpen? Toen elke slang zijn eigen nippel kreeg. Vanaf dat moment paste de zuurstofslang alleen nog maar op de zuurstoftank en waren fouten praktisch uitgesloten.”
Dat het voorkómen van medische missers zo simpel kan zijn. Schellekens, gehaast: „Toen klanten van een bank voor het eerst geld konden pinnen, vergat 10 procent zijn pasje. Het was geld meenemen en wegwezen. Iedereen weet hoe dat is opgelost: de automaat geeft nu eerst het pasje terug en pas dan het geld. Zo’n praktische benadering is ook in de zorg allernoodzakelijkst.”
Het voorkómen van medische missers verdient topprioriteit?
„Absoluut. De slechte patiëntenveiligheid in ziekenhuizen is een van de grootste verborgen problemen in de medische wereld van dit moment. Sinds twee jaar zijn we bezig het probleem in kaart te brengen. Nog vrijwel dagelijks is het schrikken geblazen vanwege het feit dat er zo veel misgaat. Bij dit probleem verdwijnen de wachtlijsten in het niet.”
Vijfentwintig jaar bestaat het kwaliteitsinstituut inmiddels, de laatste zes daarvan maakte Schellekens mee als algemeen directeur. Voor hij bij het CBO aan de slag ging, leidde hij het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft. Vriend en vijand beschouwde het ziekenhuis in die tijd als onbetwiste koploper in het doorvoeren van vernieuwingen.
Voor het CBO was Schellekens de juiste man op de juiste tijd. Opgericht door de voorlopers van de Orde van Medisch Specialisten en de vereniging van arts-directeuren van zorginstellingen, blonk het instituut sinds 1979 vooral uit in het opzetten van richtlijnen voor zorgvuldig, medisch handelen. „Nog steeds een belangrijke taak”, zegt Schellekens over het maken van protocollen, „maar er is meer. Wat je voorschrijft, moet ook worden uitgevoerd. En wat één keer goed gebeurt, moet ook beklijven. Of, zoals ze het in ziekenhuizen zeggen: Het moet borgen.”
Uitgerekend dat laatste vergt de meeste energie, zo weet Schellekens inmiddels. Met een team van wetenschappers en consultants initieerde hij de inmiddels beruchte Doorbraakprojecten; projecten die na een zorgvuldige testfase in een beperkt aantal ziekenhuizen landelijk worden aangeboden voor het terugdringen van een nijpend probleem.
Een van die projecten was gericht op het terugdringen van wondinfecties na operaties. Door het nemen van wat simpele, maar doeltreffende maatregelen kon het aantal infecties worden gehalveerd. Schellekens: „De vuistregels zijn: Ga als arts nooit van de ene naar de andere patiënt zonder je handen te wassen. En twee: Laat tijdens een operatie niemand toe op de operatiekamer als het niet strikt noodzakelijk is. Open deuren zorgen voor luchtwervelingen. Wondinfecties zijn dan onontkoombaar.”
Konden ziekenhuizen dat zelf niet bedenken?
„Nee. De afgelopen jaren is herhaaldelijk gebleken dat de sector een club die problemen als deze signaleert en met oplossingen komt hard nodig heeft. Ergens is dat ook wel te verklaren. Kijk maar naar de agenda van een willekeurige raad van bestuur. Die gaat niet over de patiënt, maar over geld en macht. Halen we onze productie en blijven we binnen het budget; dat zijn de vragen waar het om gaat. Dan doet een koekjesfabriek het nog beter. Daar vraagt een directie: Hoeveel koekjes breken er tijdens het productieproces en hoe drukken we dat aantal? Zo ver zijn ziekenhuizen nog lang niet.”