Dingeman van Wijnen: levenskunstenaar uit Franeker
Het mag niet alleen over geestelijke zaken gaan, vindt hij. Ook de dingen van het dagelijks bestaan zijn de moeite van het vertellen waard. Maar een gesprek met Dingeman van Wijnen krijgt toch al gauw een geestelijke dimensie: het leven is bij hem omgeven met een glans van dankbaarheid.
Afgelopen voorjaar kwam hij als uitgever in het nieuws met zijn dure Bachbijbel. Klanten uit alle windstreken van de wereld betaalden bijna 5000 euro voor een exemplaar. Van Wijnen begon twintig jaar geleden al aan het project, legde contact met de Amerikaanse bibliotheek waar de originele Bijbel van Johann Sebastian Bach bewaard wordt, liet zich niet uit het veld slaan door hobbels en vertraging onderweg, onderhandelde met drukkers en fotografen, en wist uiteindelijk een prachtige facsimile-uitgave op de markt te brengen. Met succes: er zijn inmiddels bijna honderd exemplaren verkocht.
Hij heeft het vaker gedaan, zo’n groot en duur project. Maar de meeste boeken die bij uitgeverij Van Wijnen verschijnen, zijn toch wat meer op de gemiddelde beurs gericht. Bekende en invloedrijke auteurs op historisch en theologisch gebied hebben Van Wijnen en zijn collega-uitgever Albert de Vos voorgesteld aan het Nederlandse publiek: C. S. Lewis, Tim Keller, Tom Wright, Jonathan Israel, Ann Voskamp. Een enkele keer brachten ze ook een bijzondere roman op de markt, zoals ”Het rode paard” van Eugenio Corti en ”Mintijteer” van Esther Maria Magnis.
Doet u waar het christelijk lezerspubliek om vraagt, of geeft u vooral uit wat u zelf mooi vindt?
„Dat is gelukkig lang niet altijd een tegenstelling. Maar soms weegt de commercie wat zwaarder, bijvoorbeeld bij romantische fictie uit Amerika – zoals de historische romans van Tamera Alexander die we uitgeven. En soms moet er geld bij, maar vinden we het toch belangrijk om te doen, zoals de serie Bijbelverklaringen ”Het Oude Testament voor iedereen” van John Goldingay.
Pas zat ik naar een filmpje van Goldingay te kijken, over de wraakpsalmen. Ik vind het zelf moeilijk om psalmen te lezen waarin het gaat over ”je voeten wassen in het bloed van de vijanden”. Dan denk ik: dat kún je toch niet zo zeggen? En dat denken meer mensen in onze tijd. Zulke dingen knagen aan je geloof. Maar Goldingay vraagt zich af: „Waarom hebben wij daar eigenlijk moeite mee? Komt dat misschien doordat wij niet de slachtoffers zijn aan wie recht gedaan moet worden, maar de daders?” Zoiets komt wel binnen.”
En dan wilt u andere mensen laten delen in die ontdekking.
„Dat is het geweldige van dit vak. Ik ben zelf de eerste die heel veel leert van de boeken die ik uitgeef. Over het belang van Gods verbond met Israël bij Wright. Over dankbaarheid bij Voskamp. Maar ook over de geschiedenis van het weer door de eeuwen heen in de boeken van Jan Buisman, een geweldige verteller die de geschiedenis van ons land tot leven brengt.
Wat ook mooi is: wij hoeven als kleine uitgeverij geen honderden titels per jaar te produceren. Omdat we weinig overheadkosten hebben, kunnen we het ons veroorloven om gericht naar mooie boeken te zoeken. Albert en ik doen alles zelf, we hebben zelfs geen secretaresse of medewerker voor de promotie.”
Waar liggen uw wortels?
„Ik kom uit Voorburg, uit een groot gezin met acht kinderen – ik ben nummer zes. Denk aan een standaard gereformeerd vrijgemaakt gezin in de jaren zestig en zeventig. De wereld was overzichtelijk, veel dingen lagen vast, het was duidelijk wat goed en niet goed was. Het leven speelde zich voornamelijk af in de kring van de kerk. Op zondag zat je in de kerkdiensten, ’s avonds trok je op met kerkgenoten, en je ging naar een gereformeerde school. Overal kwam je dezelfde mensen tegen. Hoe geborgen het allemaal was, dat ontdek je pas later.”
Verlangt u daarnaar terug, naar die overzichtelijkheid en geborgenheid?
„Nee, zeker niet. Je kunt genoeg kanttekeningen plaatsen bij het vroegere vrijgemaakte gevoel van ”de ware kerk zijn en de waarheid in pacht hebben”. Wij vrijgemaakten wisten precies hoe het zat. Als Paulus de christenen in onze woonplaats een brief had gestuurd, dan zou die gericht zijn geweest aan de scriba van de gereformeerde kerk vrijgemaakt van Voorburg. Maar het gevolg was wel dat er weinig contact was met mensen die niet geloofden. En we het Evangelie ook nauwelijks deelden.”
Niettemin praat u met warmte over uw land van herkomst.
„Ik heb een heel plezierige, ontspannen jeugd gehad. Mijn vader had een druk leven: hij werkte bij Shell en was ’s avonds eigenlijk altijd voor de kerk op pad. De warmte van het geloof, de persoonlijke kant ervan, heb ik vooral van mijn moeder meegekregen. Als mijn vader er niet was, bad ze hardop aan tafel. Mijn vader deed dat op gedragen toon, maar bij mijn moeder was het alsof ze met God zat te praten. Heel eenvoudig legde ze alle dingen van het dagelijks leven aan Hem voor – dat heeft veel invloed op me gehad.”
Het klinkt als een geleidelijke ontwikkeling, geen radicale bekering.
„Als kind al voelde ik dat het in de kerk over iets belangrijks ging. Ds. M. J. C. Blok, bij wie ik netjes op m’n achttiende belijdenis deed, kon zo innig God aanroepen, „Die ons heeft overgebracht uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.” Later kwam ik in Newcastle-upon-Tyne –waar ik voor mijn studie Engels een jaar heb doorgebracht– in een kleine gemeente terecht. Daar heb ik veel geleerd: dat geloof iets persoonlijks is, dat gebed –ook gezamenlijk gebed– van groot belang is, en dat er verschillende manieren zijn om als een oprecht kind van God te leven.
In vrijgemaakte kringen ligt de nadruk niet op dat ene moment van bekering, zoals bij bevindelijken. Het gaat om de dagelijkse bekering: elke dag opnieuw vraagt God van ons dat we naar Zijn geboden leven – en dat kan op alle grote en kleine dagelijkse dingen betrekking hebben. Als je een ander verdriet doet door wat je zegt, als je naar porno kijkt, als je de waarheid verdraait, als je dingen nalaat die je wél had moeten doen… Elke dag is het weer nodig dat je op de knieën gaat voor God, Die het schoon moet maken.”
Hoe zou u uw levensgevoel op dit moment omschrijven?
„Ik voel me bevoorrecht dat ik dit werk in normale cao-tijd kan doen. Ik zit hier op een prachtig plekje, in een oud pakhuis aan het water. Het gaat goed met het bedrijf, al is er in het verleden ook weleens een jaar geweest dat ik mezelf maar een half maandsalaris uitbetaalde. Maar op dit moment hoeven we ons geen zorgen te maken of voorzichtig te zijn met het betalen van de rekeningen.”
U hebt geen secretaresse, geen pr-medewerker, en u doet ook nog allerlei vrijwilligerswerk. Wat is uw geheim?
„Ik zou wel twee keer zo veel boeken kunnen uitgeven als ik twee keer zo veel zou werken, maar waarom zou ik? Het leven is ook een geschenk door de heerlijke dingen die er te doen zijn. In dat opzicht heb ik overigens wel een zekere bekering doorgemaakt – en daarbij heb ik veel van Ann Voskamp geleerd. Van de dag genieten, de haast afleren. Ik kwam altijd als laatste, of te laat, op een vergadering. Gauw even dit nog, gauw even dat nog. Maar waarom zou ik hollen om de bus te halen? Misschien zit er wel iemand in dat bushokje die juist een praatje nodig heeft.
Bovendien: je kunt wel op je kop gaan staan, maar alle dingen zijn in Gods hand. Niemand kan door zich zorgen te maken een el aan zijn lengte toevoegen, zegt Jezus. Al moet ik daar meteen bij zeggen: dat is niet alleen maar godsvertrouwen, ik heb ook een zorgeloos karakter. En dat laatste is niet zonder meer positief. In de vakantie kom ik er pas als het begint te regenen achter dat ik een regenjas nodig heb. Op die manier zorgeloos zijn, kan vooral bij de gratie van een ander die zich wél bezorgd maakt.”
U bent nu achttien jaar getrouwd.
„Marion en ik waren allebei de veertig al gepasseerd toen we trouwden. Ik was goed in staat om alleen door het leven te gaan – ik heb een opgeruimd karakter, dat scheelt. En je hebt in die situatie de gelegenheid om veel dingen te doen. Toch was er ook altijd een element van voorlopigheid in, en af en toe het gevoel: het zou best fijn zijn als ik wél een vrouw kreeg.”
Hoe hebt u Marion leren kennen?
„Ik kende haar uit de verte: ze werkte in Berkel en Rodenrijs, in het huis waar mijn oudste broer –die verstandelijk beperkt en doof is– nog altijd woont. Die was dus als eerste op de hoogte; hij was ook getuige bij ons huwelijk. We hebben het allebei als een geschenk ervaren om een gelijkgestemde ziel te treffen. En dat ís natuurlijk ook heel bijzonder.”
Wat heeft het huwelijk u gebracht?
„Het is heerlijk om een vertrouwd iemand te hebben met wie je dagelijks kunt optrekken. We zitten met z’n tweeën op een koor en we wandelen graag lange afstanden, als het kan door vogelrijke gebieden. Al komt daar de laatste paar jaar iets minder van: we hebben al een tijdje om de vier weken een weekend-pleegdochter van dertien. Zo’n weekend kun je geen andere dingen doen, en dat is ook goed – het heeft ook wel iets afgebakends en rustgevends. Dan kunnen we er helemaal voor haar zijn.
Met z’n tweeën kun je er toch wat makkelijker voor anderen zijn dan in je eentje, je leven met anderen delen. En als je dan het buiten zijn ook nog kunt combineren met samenzijn, is het helemaal mooi. Vanavond gaan we bijvoorbeeld met een stel vrienden en hun kinderen naar de Waddenzeedijk, met een grote schaal salade. Dan gaan we daar lekker zitten en die maaltijd met z’n allen opeten.”
Ook in jullie leven zullen er weleens dingen zijn die níét goed gaan.
„Het rijkste van het samenzijn binnen het huwelijk vind ik dat je de dag samen kunt afsluiten. Je leest uit de Bijbel en je kunt ook samen terugkijken op de dag en alles bij de Heere brengen. Het goede én het kwade.
Soms denk ik: het is een tragisch verlies geweest bij de Reformatie dat we de biecht hebben afgeschaft. Ik geloof dat het belangrijk is om je zonden tegenover een mens uit te spreken.
Zoals Gods hulp in nood vaak de vorm aanneemt van mensenhanden, zo kan het ook zijn met het belijden van je schuld aan God: soms gaat dat via een ander mens. Misschien is dat zelfs wel moeilijker, omdat je direct het verdriet in de ogen van die ander kunt zien, omdat je denkt: nu stel ik haar teleur, of doe ik haar pijn. En het dan toch zeggen tegen haar én tegen God. Dan wordt belijden echt belijden. Via die weg kan God Zijn vergeving ook tastbaar maken. Zodat je met vrede verder kunt.”
In het algemeen lijkt u zich een zondagskind te voelen.
„Marion en ik zeggen vaak tegen elkaar: Zijn we boffers of zijn we dat niet? Er zijn zo veel mensen die klap op klap krijgen… Wij voelen ons zo gezegend. Het enige wat we kunnen doen, is de moeite van anderen proeven en proberen mee te dragen – want ook als je de klaagpsalmen niet mee kunt bidden omdat je zelf geen directe nood hebt, kun je ze voor zo veel andere mensen bidden.”
Levensloop Dingeman van Wijnen
Dingeman van Wijnen (1956) groeide op in Voorburg. Hij studeerde Engelse taal- en letterkunde in Leiden, en werkte korte tijd als docent Engels en als pr-medewerker bij uitgeverij Vuurbaak. In 1982 werd hij redacteur bij uitgeverij Wever in Franeker, in 1988 nam hij het bedrijf samen met een collega over – de naam veranderde in Van Wijnen. Later volgden de theologische verzendboekhandel en het antiquariaat (bedrijfstakken die inmiddels weer afgestoten zijn).
Van Wijnen schreef geregeld voor het Nederlands Dagblad; hij is nog altijd muziekrecensent van het Friesch Dagblad. Hij is gehuwd en woont in Franeker.