Weginspecteur rijdt nu ook met sirene en blauw zwaailicht
Zwaailicht en sirene aan en rijden maar. Door rood, tussen twee rijstroken door en maximaal 40 kilometer harder dan de toegestane snelheid. Behalve de politie, brandweer en ambulance mogen ook weginspecteurs van Rijkswaterstaat dat sinds vrijdag.
„Kijk”, wijst René Willemse (43) uit Geldermalsen, terwijl hij vanaf de A12 de afslag naar de A2 neemt. „Als het hier vaststond, kon ik er nooit door, want een vluchtstrook is hier niet.” Nu mag het wel, dankzij het knipperende blauwe licht op het dak van zijn gele wagen en het waarschuwende geluid dat hij over de weg kan laten schallen.
Vanaf vrijdag gaan de inspecteurs op die manier de weg op als ze met spoed ter plaatse moeten zijn om de rijbaan af te sluiten. Dus bij een ongeluk of pechgeval op de rijstrook, of bijvoorbeeld als er objecten op de weg liggen.
Met alleen een oranje zwaailicht werd het steeds lastiger om het verkeer voorbij te komen, merkte Rijkswaterstaat. Niet alleen omdat de wegen drukker zijn geworden, maar ook omdat bestuurders minder snel aan de kant gaan. Willemse: „Je was afhankelijk van de gunst van de weggebruiker.” En die ziet tegenwoordig zo veel voertuigen met een oranje licht: bergers, de ANWB, vervoerders die breder zijn dan 3 meter.
Twee jaar geleden startte de dienst een proef met blauw licht en een sirene. Wat bleek? De inspecteurs zijn gemiddeld 20 procent sneller ter plaatse. Inmiddels mogen 55 inspecteurs, die een speciale rijopleiding hebben gevolgd, met de nieuwste uitrusting de weg op. „Je leert vooruit kijken en zien hoe mensen reageren op je signalen”, vertelt Willemse over de vijfdaagse cursus. „En dat je niet moet gaan bumperkleven of vol in de remmen gaan. Houd er altijd rekening mee dat bestuurders je niet zien, want je doet iets wat niemand verwacht. Daarom moet je bijna stapvoets een kruispunt oversteken.”
De inspecteur heeft al zeventien jaar evaring als chauffeur bij de brandweer. Maar da’s toch anders rijden. „Minder snelweg, meer provinciale wegen. En dan zit je met zes mensen, hier alleen.”
Al pratend houdt hij de weg in de gaten. Op de uitvoegstrook bij de afslag Houten signaleert hij twee stilstaande motorrijders. Binnen no-time blokkeert de gele wagen de weg en heeft hij de verkeerscentrale aan de lijn. „Ik rijd hier op de A27, bij 69,0 links, en daar staan twee motorrijders op de rijstrook. Kun je mij rechts een kruis geven? Dan ga ik kijken wat er aan de hand is.”
Het matrixbord vertoont al een rood kruis als Willemse uit de auto springt en een stapel pionnen uit de laadbak vist. De jongedame bij de motor blijkt problemen te hebben met de olie. Niet veel later krijgt haar man het voertuig weer aan de praat. Naar de carpool –vlak na de afslag– rijden lukt wel, denkt hij. „Dan rijd ik achter je aan”, zegt Willemse, die de pionnen al oppakt. „En anders laten we gewoon een berger komen. Kost je niks extra’s voor dat kleine stukje!”
Had hij via de meldkamer gehoord over deze gestrande bestuurder, dan was hij zeker met blauw licht en sirene naar haar toegereden, vertelt de inspecteur als hij weer achter het stuur zit. „Ze stonden daar heel gevaarlijk.” Hij draait het nummer van de meldkamer. „Haal dat kruis er maar af”, maant hij, terwijl hij de carpool opdraait.