Russische henneploodjes duiken op in Oudewater
In en rond de Utrechtse stad Oudewater zijn dit voorjaar diverse Russische henneploodjes gevonden.
Touwslagers uit de omgeving van Oudewater gebruikten vanaf de 15e eeuw hennep om er touw van te maken. Boeren uit de omgeving teelden de hennep op hun akkers.
In het rampjaar 1672 kwam daar een einde aan. Toen werden de polders rond Oudewater onder water gezet om het Franse leger op afstand te houden. De touwslagers moesten de hennep van elders halen: uit het Russische Oostzeegebied. De leveranciers gebruikten de loodjes om aan te geven dat het gewicht en de kwaliteit van hun hennep in orde waren. Die loodjes waren grotendeels van leem, maar soms ook inderdaad van lood. Als touwslagers een nieuwe bundel hennep aanbraken,gooiden ze de loodjes weg. Die worden nu gevonden in en rond het stadje Oudewater.
Met de hennepboeren in het Utrechts-Hollandse weidegebied ging het na het vertrek van de Fransen in 1674 niet goed. Uit de onder water gelopen akkers was het fosfaat uit de koeienmest weggespoeld. „En zonder fosfaat groeit vezelhennep niet”, schrijft de Oudewaterse historica Nettie Stoppelenburg in een artikel dat de gemeente Oudewater dinsdag publiceerde.
Minder mest
Ook in de jaren na 1674 ondervonden de hennepboeren problemen. In 1713 brak de veepest uit. Sommige boeren raakten al hun koeien kwijt en zo kwam er minder mest voor de hennepakkers.
Van 1726 tot 1760 kreeg het gebied drie keer te maken met overstromingen, zodat de hennep- import uit het buitenland alleen maar toenam. Veel boeren stopten dan ook met de hennepteelt.
De touwfabricage in Oudewater begon in de 18e eeuw terug te lopen. In 1816 had Oudewater nog 49 touwbanen met ongeveer 450 werknemers. Touwslagerijen bleven tot in de 20e eeuw nog een middel van bestaan.
Anno 2017 herinnert alleen het touwmuseum in Oudewater nog aan de touwfabricage.