Regeringspartijen voor banen onder minimumloon
De fractievoorzitters van de regeringspartijen zijn het er deze week over eens geworden dat mensen in de bijstand tijdelijk voor minder dan het minimumloon moeten kunnen werken. Het CDA wil gehoor geven aan deze wens van de VVD, nu de liberalen bereid bleken om het CDA tegemoet te komen bij de no–claim–voorstellen in de gezondheidszorg.
Minister De Geus van Sociale Zaken reageerde donderdag terughoudend. „Ik wacht rustig af waarmee de regeringspartijen komen."
De details van het coalitieplan moeten nog worden uitgewerkt. Volgens VVD–Kamerlid Weekers mikt het plan op mensen die zonder deze maatregel niet aan de slag komen. Hij denkt aan een periode van een tot twee jaar waarin zij tegen bijvoorbeeld 80 of 90 procent van het minumloon zouden moeten werken.
Mocht het plan een succes worden en bezuinigingen opleveren bij de uitkeringen, dan valt er met Weekers te praten over een aanvulling van het salaris tot minimumloonniveau voor mensen die anders niet aan het werk zouden kunnen blijven.
CDA–Tweede–Kamerlid Verburg zegt dat werken voor minder dan het minimumloon „bespreekbaar" is. Het moet dan een „tijdelijke ontheffing" zijn. De uitkeringsgerechtigden moeten perspectief hebben op een baan met een normaal CAO–loon en daarom moet dit gepaard gaan met scholing en dergelijke. Verburg ziet hierbij een rol weggelegd voor het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).
Volgens Verburg zal begin december, bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken, meer duidelijk moeten worden over een voorstel van de regeringspartijen.
De Geus zei donderdag „afstand te houden" van het coalitieplan. Hij onderstreepte dat het principe van volwaardig loon voor volwaardig werk wat hem betreft recht overeind staat en dat „het minimumloon daarin een belangrijk ijkpunt vormt". Verder wees hij erop dat er al instrumenten bestaan om langdurig werklozen aan de slag te helpen.
In het regeerakkoord van Paars–1 stond dat werknemers langdurig werklozen maximaal twee jaar voor minder dan het minimumloon in dienst zouden mogen nemen. Een wetsvoorstel van toenmalig PvdA–minister Melkert van Sociale Zaken haalde echter de eindstreep niet door verzet van de PvdA– en D66–fractie.
De huidige PvdA–fractie voelt niets voor het coalitieplan. „Het wettelijk minimumloon is er niet voor niets", zegt Kamerlid Bussemaker. Zij vindt dat er betere manieren zijn om bijstandsgerechtigden aan de slag te helpen, zoals gesubsidieerde arbeid en belastingkortingen voor bedrijven. Wel wil de PvdA dat in CAO’s vaker afspraken komen over loonschalen net boven het minimumloon. Ook de andere linkse oppositiepartijen wijzen het coalitieplan af. Op hun verzoek debatteert de Kamer donderdagavond met De Geus over het onderwerp.
De oppositiepartijen krijgen bijval van vakcentrale FNV. „Ik weet niet of een van die lui ooit 20 procent onder het minimumloon heeft gewerkt. Maar als (VVD–fractievoorzitter) Van Aartsen een halfjaar 20 procent onder het bestaansminimum werkt, dan piept ie wel anders", aldus FNV–voorman De Waal bij een actiebijeenkomst tijdens de staking in het openbaar vervoer. Vakcentrale CNV vreest dat dit de eerste stap is in de richting van een verlaging van het minimumloon.
VNO–NCW noemt het voorstel een interessant plan. Volgens de werkgeversorganisatie biedt het langdurig werklozen de kans om tijdelijk werkervaring op te doen zodat zij later tegen een normaal loon kunnen gaan werken.
Overigens pleit VNO–NCW ook voor een algehele verlaging van het minimumloon. Voor individuen moet dit loon 20 tot 30 procent omlaag. Ten onrechte is het minimumloon volgens de organisatie nog steeds afgestemd op het oude kostwinnersmodel, waarin de man verantwoordelijk is voor het inkomen van het hele gezin.