Salomon Bouman: Verknocht aan Israël en ontgoocheld
Hij interviewde beroemdheden als David Ben Gurion en Golda Meir. Tijdens zijn decennialange verblijf in Israël raakte hij verknocht aan het land. Maar ook ontgoocheld. Oud-correspondent Salomon Bouman: „Israël heeft zijn ziel verloren.”
Salomon Bouman begint al te praten voor hem de eerste vraag is gesteld. Hij staat op het punt met zijn vrouw naar Israël te vertrekken, vertelt hij in zijn woonkamer in Bilthoven. Om zijn kinderen en kleinkinderen te zien. „Mijn dochter is met een islamiet getrouwd”, zegt hij, bijna en passant. „Het is toch belangrijk dat dat kan?”
Is het niet merkwaardig om als journalist door een andere journalist te worden geïnterviewd?
„Dat vind ik niet. Ik heb tijdens mijn verblijf als correspondent in Israël veel Palestijnse journalisten geïnterviewd. Zij gaven vaak een uitstekend inzicht in de situatie. Ik geloof sowieso niet in verslaggevers die hun werk uitsluitend achter hun bureau doen. Je moet het veld in. Dan zie je soms ontwikkelingen die zelfs de veiligheidsdiensten niet in de gaten hebben.
Ik heb dat meegemaakt met de eerste Palestijnse intifada in 1987. Je voelde die opstand gewoon aankomen. Het kon elk moment ontploffen. En dat is ook gebeurd. Die intifada is overigens volledig buiten Yasser Arafat om geleid.”
U bent nu 79. Hoe kijkt u terug op uw leven?
„Ik heb een boeiend leven gehad, waar ik met veel plezier op terugkijk. Ik ben een heel gelukkig mens. Ik ben van nature een levenskrachtige optimist. De eindspurt is oké, maar het begin van mijn leven was moeilijk. Ik ben in 1942 ondergedoken bij een katholiek boerenechtpaar in Noord-Holland. Daar heb ik nog heel levendige herinneringen aan. Ik zat op de rug van paarden, koeien en varkens.
Op een gegeven moment werden er drie Duitse soldaten ingekwartierd. Een van de militairen nam me op schoot en zei: „Du bist ein Jude.” Die vier woorden klonken mij als een doodvonnis in de oren. Ik ben weggevlucht en heb me uren in de hooiberg verstopt. Een dag later riep de soldaat me bij zich en liet een foto van zijn kinderen zien. Daarmee liet hij als het ware merken dat hij me geen kwaad wilde doen. Toen is mijn Joodse bewustzijn in me gebrand.”
U overleefde de oorlog. Wat deed dat met u?
„Wat betekent het om te leven met ouders die bijna hun hele familie verloren? We kregen briefjes van het Rode Kruis. Weer een bewijs dat iemand was omgekomen. De dood op de deurmat. Mijn oorlog is pas na de oorlog begonnen. Dat resulteerde in twee beslissingen: ik wilde journalist worden en ik wilde naar Israël.”
Om met het eerste te beginnen: waarom journalist?
„Ik heb een sterke belangstelling voor biologie, en in het bijzonder voor de biologische mens. Ik wilde onderzoeken hoe het mogelijk is dat zo’n monster als Hitler kon ontstaan. Hoe kun je zo zijn? Waarom treedt bij iemand zo’n geestesvernauwing op? Het was voor mij een diepe emotionele drijfveer. De journalistiek leek me het geëigende middel om daarachter te komen. En het is echt een fantastisch vak. Ik heb er heel veel van geleerd.”
Wat bracht het u?
„Ik wilde de wereld in. De bedoeling was vanuit Israël rond te gaan reizen. Ik kwam op 23 mei 1967 in Israël aan. Een week na mijn aankomst brak de Zesdaagse Oorlog uit en ging ik voor de AVRO aan de slag. Die oorlog was voor mij een zeer traumatische ervaring. Ik heb de tientallen lichamen van Egyptische militairen gezien die door Israël waren gedood. Stuk voor stuk armetierig gekleed. De slachting in de Mitlapas, in de Sinaïwoestijn, was vreselijk. Die gebeurtenissen laten je nooit meer los. Vooral ’s nachts kwamen die beelden vaak terug. Ik vond het politiek gezien prima, maar emotioneel verschrikkelijk. Wat dat deed in de diepte van mijn ziel? Ik begreep dat het moest, maar ik was geschokt. Het trof me enorm. Het was als een chirurg die in een mens moet snijden. Dat is geen natuurlijke bezigheid, maar soms wel noodzakelijk. Tegelijkertijd kon ik me ook weer niet met die mensen identificeren. Want ze waren de vijand.”
De Joden hadden na die oorlog de Oude Stad van Jeruzalem weer terug. Wat betekende dat?
„De Joden kwamen weer in contact met hun tastbare religieuze bronnen. Iets meer dan twintig jaar na het einde van de Holocaust. Dat beschouw ik als een godswonder.”
Een wonder van God, of gewoon een groot wonder?
„Ik geloof niet in God.”
Wat betekent uw Joods-zijn dan voor u?
Bouman blijft lang stil – tegen zijn gewoonte in. Hij tikt met zijn voet op de grond en met zijn bril op de leuning van de bank. Dan, met brede armgebaren: „Ik zal eerlijk met je spreken. Dat lijkt me wel leuk. Ik ben Jood uit traditie en vanuit een nationaal besef. Maar zonder God. Ik voel een diepe solidariteit met een volk en een cultuur die vervolgd en uitgemoord zijn. Als Joden elkaar ontmoeten zonder elkaar te kennen, is er toch vaak meteen contact. Ze voelen lotsverbondenheid en vertrouwen.
Tegelijkertijd zijn we heel gewone mensen. Het is opvallend als ik niet-Joden ontmoet dat zij in een andere modus schieten op het moment dat ze weten dat ik Joods ben. Dan worden ons opeens allerlei excessieve kwalificaties toegedicht. Daarom ben ik altijd op mijn hoede.”
Joden doen zelf af en toe ook wel mee met het toekennen van die excessieve kwalificaties. Op bijeenkomsten wordt bijvoorbeeld nogal eens de nadruk gelegd op het grote aantal Joodse Nobelprijswinnaars.
„Er wordt altijd gedacht dat wij anders zijn. De Joden werken zo hard. Dat doen de Chinezen ook. Joden leggen zo’n nadruk op studie. Dat klopt. Dat is onderdeel van onze overlevingsstrategie. Men kan ons alles afnemen. Maar niet onze kennis. Verder zijn we heel normale mensen. We zijn niet bijzonder. Maar we hebben door de geschiedenis heen wel steeds onder bijzondere omstandigheden geleefd. Ik word er altijd een beetje moe van als ik als anders word beschouwd.”
Normale mensen. Desondanks voelt u zich in Nederland niet echt thuis.
„Ik voel me in Nederland nooit écht op mijn gemak. Omdat ik hier door niet-Joden altijd als Jood word gezien. Daarom voel ik me nooit helemaal vrij. Dat is misschien mijn psyche. En het zal wel absurd zijn. Ik vind het ook moeilijk om het goed uit te leggen. Het is meer een innerlijk gevoel, bijna iets mystieks.”
Er staat een chanoekakandelaar in het raamkozijn. Viert u de Joodse feesten?
„Mijn vrouw heeft wél religieuze gevoelens. Die begrijp ik, uit eerbied voor haar vermoorde ouders. Daarom láát ik de feesten hier in huis vieren. Ik heb ook mijn bar mitswa gedaan. Je kunt Joodse rites beleven zonder te geloven. Het is een manier van leven. Toen ik voor het eerst voor de Klaagmuur stond, was dat een ongelooflijk emotioneel moment. Te staan bij de tempel van Salomo en de mystieke band met het Joodse verleden te voelen. Dat gevoel reikt over 2000 jaar diaspora heen en herstelt de wortels met de Joodse natie. Op iedere Jood maakt de Klaagmuur een enorme indruk. Het legt een diep nationalistisch gevoel bloot. We waren hier – en we zijn er weer terug. Op dat moment begreep ik het belang van het zionisme. Maar daarvoor hoef je niet in God of het hiernamaals te geloven.
Ik herinner me nog dat ik in 1965 een ontmoeting met David Ben Gurion had afgesproken. Ik wilde die afspraak verzetten, maar wilde hem niet bellen omdat het sjabbat was. Achteraf zei zijn vrouw Paula tegen mij: Waarom heb je niet gebeld? Zij vonden dat geen enkel probleem. Soms bestaat naar buiten toe een heel ander beeld van strikte opvattingen dan ze in werkelijkheid zijn.”
Wat gebeurt er met Salomon Bouman na zijn dood?
Heel stellig: „In het hiernamaals? Helemaal niets. Salomon verdwijnt in het oneindige. Zoals hij niet bestond voor hij werd gecreëerd. Ik ben niet bang voor de dood. Ik denk te weten dat er na de dood niets is. Wat dat betreft ben ik volkomen humanistisch.”
Daar heeft u goed over nagedacht.
„Ik heb zeker serieus over die dingen nagedacht. En ik ben tot de conclusie gekomen dat heel veel leed in deze wereld is voortgekomen uit het geloof. Zou ik dan God als een misdadiger moeten zien vanwege de vernietiging van het Joodse volk? Of zijn we collectief gestraft omdat we de Joodse leefregels niet hebben nagevolgd? Beide geloof ik niet. Ik ben daar heel hard in. En daarom zal mijn einde hetzelfde zijn als mijn begin.”
Hoe gaat u als journalist met emoties om?
„Ik huil bijna nooit. Behalve in 1995, toen Rabin werd vermoord. Ik zat op de trap van het podium toen hij zijn toespraak hield. Daardoor keek ik in het publiek. Ik zag dat er ook veel Palestijnen waren. Rabins vrouw Lea had er nog op aangedrongen een kogelvrij vest te dragen. Maar dat weigerde hij. Toen werd hij doodgeschoten. Door een Jood nota bene. Het was een koningsmoord. Hij had echt de potentie om een einde aan het conflict te maken. Een Palestijnse vriend van me was na die daad in tranen. Israël was de enige charismatische leider ontnomen die kans op vrede bood.”
Was dat voor u het definitieve kantelpunt in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen?
„Het was een kantelpunt. Maar de beslissende omslag had al eerder plaats. Toen Israël tijdens de regering van Menachem Begin besloot om het aantal nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever fors uit te breiden. Achsjaw Lebensraum (nu levensruimte, in een mengeling van Hebreeuws en Duits, RD). Ik vond dat buitengewoon eng. Vanaf die tijd heeft het messiaans zionisme de Israëlische maatschappij steeds meer op sleeptouw genomen.”
U ging vol idealen naar Israël, overtuigd dat dit uw plek was. Maar uit uw laatste boek, ”Israël tussen hoop en vrees”, spreekt vooral ontgoocheling. Hoe is die omslag gekomen?
„De Israëlische politiek is op het verkeerde pad. Israël heeft zijn ziel verloren. Het motto van Ben Gurion was dat Joden een licht voor niet-Joden moeten zijn. Ze moesten rekening houden met hun eigen geschiedenis. De bezetting heeft echter tot een dehumanisering van de maatschappij geleid. En tot een drift tot annexatie.”
Hoe kijkt u in dat opzicht tegen de toekomst van Israël aan?
„Voor de korte termijn gaat het goed met Israël. Omdat het zo slecht in het Midden-Oosten gaat. De tegenstellingen tussen soennieten en sjiieten bepalen voorlopig de toestand in de regio. En Trump zal het wel goed met Netanyahu kunnen vinden. Het zijn de Palestijnen die daarvoor de prijs zullen betalen.
Als de Palestijnse kwestie niet wordt opgelost, kunnen we een groot vraagteken zetten bij het voortbestaan van Israël als democratische Joodse staat.”
Levensloop Salomon Bouman
Salomon Bouman wordt in 1937 in Amersfoort geboren. Vanwege zijn Joodse afkomst zit hij tijdens de Tweede Wereldoorlog in ’t Zand, in Noord-Holland, ondergedoken. Hij overleeft de oorlog, net zoals zijn ouders, maar de meeste van zijn familieleden niet.
Na het Amersfoorts Lyceum en zijn militaire diensttijd gaat Bouman internationale betrekkingen in Parijs studeren, gevolgd door een studie aan de Amerikaanse Johns Hopkins-universiteit en in het Italiaanse Bologna.
Tussen 1965 en 2003 is Bouman correspondent in Israël voor onder andere NRC Handelsblad, De Standaard, AVRO Radiojournaal en BRT’s Actueel.