Plasterk: Eisen Eindhoven aan orgelrestauratie Catharinakerk ongepast
De gemeente Eindhoven moet gewoon meebetalen aan de restauratie van het orgel van de rooms-katholieke Catharinakerk, aldus minister Plasterk (Binnenlandse Zaken).
Wethouder Scheurs (Cultuur, D66) wil dat alleen doen als de kerkelijke gemeente vieringen op een andere manier vormgeeft, bleek eerder. SGP-Kamerlid Bisschop stelde daar vervolgens Kamervragen over. Die zijn afgelopen vrijdag door Plasterk beantwoord.
De minister schreef toen aan de Kamer dat hij het ongepast vindt dat de gemeente Eindhoven de kerkelijke gemeente onder druk zet. De burgerlijke gemeente moet zich houden aan de afspraken die in 1974 zijn gemaakt over het gebruik van de kerk, aldus de minister. Eindhoven (de eigenaar van de kerk) kan die afspraken niet zomaar aanpassen zonder goedvinden van de kerkelijke gemeente (die de kerk in bruikleen heeft).
Dat de gemeente Eindhoven en de kerkelijke gemeente het niet eens zijn over aanpassing van de afspraken, doet volgens Plasterk niets af aan de verplichting voor de burgerlijke gemeente om mee te betalen aan het noodzakelijke onderhoud van het kerkgebouw. „Iedere eigenaar van een rijksmonument is in het kader van de Erfgoedwet verplicht het voor de instandhouding noodzakelijke onderhoud te plegen. Die plicht staat geheel los van de wijze waarop de afspraken uit de bruikleenovereenkomst door partijen ervaren worden, en mag dan ook niet daaraan worden verbonden.”
Bisschop vroeg Plasterk ook of een gemeentebestuur zich wel mag mengen in kerkelijke aangelegenheden. „Overheidsbemoeienis met religieuze aangelegenheden mag zich niet uitstrekken tot het geloof zelf, de wijze waarop het geloof wordt beleden of tot interne kerkelijke aangelegenheden”, antwoordde de minister op die vraag.
De bewindsman is verder niet van plan zich met de Eindhovense kwestie te bemoeien, schreef hij aan de Kamer. „De gemeente en de parochie hebben afspraken gemaakt over het gebruik van de kerk. Ik meng mij niet in die afspraken. Ik vertrouw erop dat partijen hun verantwoordelijkheid nemen in het behoud van het rijksmonument.”