Waarom de VOC-schepen predikanten meenamen
Naast kooplieden, slavenhandelaren en soldaten, voeren ook predikanten met de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) naar de koloniën.
De organisatoren achter de uitzendingen van deze predikanten vormden classes. Deze kerkvergaderingen bestonden uit samengekomen afgevaardigden van kerken.
Alles wat de afgevaardigden tijdens hun vergaderingen besproken en de brieven die ze elkaar stuurden, zijn opgeslagen in archieven in Middelburg, Rotterdam en Amsterdam. Die archieven zijn sinds vorige week voor iedereen beschikbaar.
Na een klus van ruim vier en half jaar zijn alle documenten in de archieven gedigitaliseerd. Zij geven een inkijkje in het leven van deze predikanten in de periode van 1620 tot en met 1816.
Katholiseren
Toen in het begin van de zeventiende eeuw de VOC en de West-Indische Compagnie (WIC) werden opgericht, ontstond de behoefte om predikanten mee te sturen met de schepen die naar de koloniën voeren.
Volgens dr. Leon van den Broeke, universitair hoofddocent religie, recht en samenleving aan de Vrije Universiteit Amsterdam en initiatiefnemer van de digitalisering van de archieven, had dat twee redenen:
„Allereerst was er de wens vanuit de kerken om het zendingswerk daar op te pakken. Daarnaast waren de rivalen van Nederland –Portugal en Spanje– actief bezig om hun gebieden te ”katholiseren”, aldus Van den Broeke. „Daarom wilde Nederland een protestants weerwoord geven.”
Volgens Van den Broeke waren de predikanten niet altijd even welkom. „De bevolking wantrouwde om begrijpelijke redenen de nieuwkomers.”
Niet alleen de bevolking moest wennen aan de nieuwkomers, ook de predikanten stonden voor uitdagingen. „Ze kwamen in een andere cultuur en in een ander klimaat terecht, dat maakte het moeilijker om het gereformeerde gedachtegoed te verspreiden. Het was heel wat anders dan ze gewend waren in Nederland”, aldus Van den Broeke.
Volgens Van den Broeke nam de kerk een belangrijke rol in de maatschappij in. Ook op politiek gebied. „In die tijd bestond nog niet de scheiding tussen kerk en staat zoals wij die kennen.”
Als voorbeeld noemt Van den Broeke de ambassadekapel bij het Nederlandse consulaat in Istanbul, Turkije. „Op het terrein staat al vierhonderd jaar een kapel. Die is vroeger op verzoek van de ambassadeur voor hem en zijn personeel gebouwd.” De kapel wordt nu nog steeds gebruikt voor diensten.
Quarantaine
De archieven zijn volgens Van den Broeke gedigitaliseerd om ze voor iedereen beschikbaar te maken en ze veilig te stellen voor de toekomst.
Tijdens het digitaliseringsproces moesten sommige documenten in quarantaine. Van den Broeke: „Dat had gelukkig niet met corona te maken, maar een aantal documenten was beschimmeld. Door ze apart op te slaan, konden we voorkomen dat de schimmel oversloeg op andere paperassen.”
Van den Broeke hoopt dat het digitaliseren van de archieven onderzoekers helpt deze periode beter in kaart te brengen. „Er is een schat aan informatie te vinden.”