VOC besteedde aandacht aan de Heidelberger
APELDOORN. Niet alleen in Nederland, maar ook in kringen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie heeft de Heidelbergse Catechismus een belangrijke rol gespeeld. „En gelukkig leeft de Heidelberger in Indonesië nog steeds.”
Ziekentroosters waren pastoraal werkers aan boord van de schepen. Hun werk bestond uit het lezen van preken tijdens godsdienstoefeningen, het bezoeken van zieken, het voorgaan in de dagelijkse gebeden, het leiden van de godsdienstoefeningen bij het overboord zetten van de doden (wat regelmatig voorkwam) en het bijstaan van ter dood veroordeelde misdadigers (wat minder regelmatig voorkwam).
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) gaf de ziekentroosters voor die taak standaard een aantal boeken mee. Behalve de Bijbel waren dat het ”Huisboek” van Bullinger, diverse theologische werken met onder meer preken, een psalmboek, schrijfgerei en het ”Schatboek” van Ursinus. De ziekentroosters lazen de bemanning regelmatig voor uit die catechismusverklaring.
Door het gebrek aan predikanten zond de VOC ook ziekentroosters naar Oost-Indië, waar ze in kerkdiensten voorgingen en werkten als leermeester-catecheet, vooral onder Nederlandstaligen. Het werk onder de inheemse christenen werd voornamelijk gedaan door de plaatselijke gemeentevoorgangers onder toezicht van een predikant.
In Batavia, op het eiland Java, ontstond in de zeventiende eeuw een grote gemeente van Nederlanders en Aziaten. Op de Molukken bestond al voor de komst van de Nederlanders een gemeenschap van ongeveer 16.000 (rooms-katholieke) christenen. Toen admiraal Van der Hagen er in 1605 landde, stuurde hij de missiepaters weg en lijfde hij de Molukse christenen in bij de Gereformeerde Kerk. Dat was de eerste protestantse kerk in Indonesië en van heel Azië. In totaal telde de Gereformeerde Kerk in Indonesië ten tijde van de VOC ongeveer 60.000 zielen.
De kerk in Indië was een soort filiaal van de kerk in Nederland en men wilde er ook de Heidelbergse Catechismus invoeren. In 1623 vertaalde Seb. Dankaerts de catechismus in het Maleis, nog voordat de Bijbel in die taal vertaald werd. De voorgangers lieten de schoolkinderen de catechismus uit het hoofd leren. De volwassenen, die een of twee keer in de week dienden samen te komen tijdens avondsluitingen (maar vaak niet kwamen opdagen), repeteerden de antwoorden.
Op de standplaatsen van de predikanten (dat waren er in Oost-Indië maar een paar) werden evenals in Nederland leerdiensten gehouden in de vorm van een preek over de Heidelberger, in het Nederlands of in het Maleis. Bij afwezigheid van predikanten lazen de ziekentroosters soms preken, ook over de catechismus.
„Op den duur bleek voor de meeste schoolkinderen en volwassenen de Heidelbergse Catechismus toch wel wat te hoog gegrepen”, stelt dr. Th. van den End uit Apeldoorn. Hij doceerde van 1970 tot 1981 aan de Theologische Hogeschool van de Indonesische kerken in Jakarta. Een aantal klassieke theologische werken heeft hij in het Indonesisch vertaald. Nu is hij bezig met de publicatie van documenten over de Indische Kerk in de tijd van de VOC.
Zowel de preken als het onderwijs uit de Heidelbergse Catechismus gingen volgens hem vaak over de hoofden van de inlanders heen. „De kerk probeerde er iets aan te doen en kwam met andere teksten, onder meer het Kort Begrip uit het Nederlandse kerkboek.”
Verder was er een vertaling van De Zeeuwse Catechismus van 1620 met 46 vragen en antwoorden, die was samengesteld door Willem Teellinck, ”Jalang ca Surga”(De weg naar de hemel), waarvan het Nederlandse origineel niet bewaard is gebleven. Het boekje was in 1657 vertaald door Josias Spiljardus. In Indië werden ook beknopte catechismusboekjes samengesteld, eerst een boekje met veertig en later een met negentien vragen.
„De predikanten klaagden dat het dat mensen tevreden waren met wat ze vanbuiten leerden, zonder de zin en mening ervan te verstaan”, aldus de onderzoeker. „Helaas ging het onderwijs uit de catechismus niet samen met een afdalen naar de leefwereld van de inlandse bevolking. Men noemde het heidendom ”duivelsdienst” en daarmee was de kous af.”
De verregaande gelijkschakeling met de kerk in Nederland schiep een omgeving waarin de heidense godsdienst ondergronds kon voortleven. „Heidense praktijken werden weliswaar streng bestraft, maar kerk en christelijk geloof bleven vreemde elementen. Zo kon een christendom ontstaan dat doordesemd was van heidens denken.”
In de achttiende eeuw was de rol van de Heidelberger kleiner geworden. „Er werd nog wel uit gepreekt tijdens de zondagse namiddagdiensten, maar in de dorpen was het onderwijs aan de jeugd uit de catechismus verdwenen”, stelt dr. Van den End. Des te opmerkelijker vindt hij het dat de Heidelbergse Catechismus nu nog steeds gebruikt wordt door diverse protestantse kerken in Indonesië. „Een in 1952 door dr. J. Verkuyl vervaardigde vertaling van de catechismus in het Indonesisch werd tot 1999 23 keer herdrukt. In 2000 verscheen een nieuwe vertaling die acht keer werd herdrukt. Gelukkig leeft de Heidelberger er nog steeds.”