‘Grapperhaus zit ernaast met verbod op gebruik softdrugs’
Het is in tegenstelling tot wat minister Ferd Grapperhaus zegt niet mogelijk via de huidige wet- en regelgeving op te treden tegen het gebruik van softdrugs in de buitenruimte. Grapperhaus liet maandag aan de Tweede Kamer weten dat het bezit van softdrugs feitelijk verboden is in Nederland, en daarmee dus ook het gebruik. Juridisch houdt dat echter geen stand, stelt hoogleraar recht en samenleving Jan Brouwer van de Rijksuniversiteit Groningen.
De overheid kondigde vorige week een verbod op het gebruik van softdrugs aan tussen 20.00 en 07.00 uur. Het was een van de maatregelen om het coronavirus in te dammen en zou via een noodverordening worden geregeld, maar juristen zeiden dat dat met softdrugs niet mogelijk was. Dat was strijdig met het gedoogbeleid, betoogde ook het ministerie zelf.
Minister Grapperhaus stelt in een brief aan de Tweede Kamer dat een verbod wél mogelijk is, omdat het aanwezig hebben van dergelijke middelen, en dus ook het gebruik, strafbaar is volgens de Opiumwet. Maar bezit is niet hetzelfde als gebruik, stelt hoogleraar Brouwer.
„Je zou denken dat als je softdrugs gebruikt, je die middelen ook aanwezig hebt, zoals bedoeld in de Opiumwet. En bovendien dat je gebruiken dan ook kunt bestraffen”, zegt Brouwer. „Want hoe kun je gebruiken zonder aanwezig te hebben? Maar het grappige is dat de Hoge Raad daar nou net een uitspraak over heeft gedaan die tot een andere slotsom leidt: gebruik valt niet onder aanwezig hebben.” De minister zit er volgens Brouwer dus naast. „Gebruiken is op grond van de huidige Opiumwet niet strafbaar.”