Veel vragen bij CDA’ers over Turkije
Onderbuikgevoelens, twijfels over de identiteit van het CDA en onbeantwoorde vragen over de Armeense genocide. Enkele ingrediënten uit het ledendebat over de EU en Turkije dat het CDA gisteren hield in het Nederlands Congrescentrum in Den Haag.
Zo’n 150 CDA’ers hebben de gelegenheid aangegrepen om met voorzitter Verhagen van de Tweede-Kamerfractie van het CDA en oud-minister Bukman te debatteren over de EU en Turkije. Aanleiding voor het ledendebat is een tweetal rapporten: een van de CDA-commissie-Bukman over de christen-democratische visie op het beginnen van onderhandelingen met Turkije over het EU-lidmaatschap en een van de Europese Commissie over de stand van zaken in Turkije.
Vice-partijvoorzitter Dekker belooft de leden „een heel spannend debat.” Het CDA schuwt discussies over moeilijke onderwerpen niet, zegt ze enthousiast. Verhagen valt haar bij. Hij verzet zich tegen het idee dat het EU-lidmaatschap van Turkije in achterkamertjes al is beklonken. „Er zijn openbare kamerdebatten over geweest. In de partij hebben we er nog niet over gesproken. Daar doen we nu wat aan.” Ook Bukman ontkent dat er al een besluit is gevallen. „Anders hadden we dit rapport niet geschreven. We zijn niet voor de kat z’n viool bezig.”
CDA-minister Bot van Buitenlandse Zaken, die een videoboodschap heeft ingesproken, zegt vanaf het scherm „objectief en neutraal kennis te willen nemen van wat er leeft bij de burgers. Daarop kunnen we ons beleid afstemmen.” Verhagen weet wel wat de leden bezighoudt: de islam. „Voor ons als fractie speelt dat geen rol in de discussie, maar in de zaaltjes hoor je dat wel.” Bukman wijst zijn partijgenoten er in zijn inleiding op dat Turkije een seculiere staat is, met een scheiding van kerk en staat. „Er is geen islamitische wetgeving.”
De echo van de Bukmans woorden is nauwelijks weggeëbd, of Oostblokachtige toestanden ontstaan in de zaal. Lange rijen vormen zich achter de microfoons. Het CDA wil een debat, een debat zal het worden, lijkt de algemeen gedeelde opvatting.
Zware kritiek valt de partijprominenten ten deel over de gevolgde procedure. „Het CDA luistert niet naar de achterban”, stelt een oud-luchtmachtmilitair. „Het besluit over Turkije is al genomen en nu komt er pas een debatavond. Als dat zo doorgaat, halen wij in 2006 niet eens tien zetels.” Een andere CDA’er voelt zich door zijn partij „geschoffeerd. Wij praten vanavond over Turkije, maar vanmorgen hoorde ik minister Bot al zeggen dat de toetredingsonderhandelingen met dat land volgend jaar kunnen beginnen.” Boos vraagt hij vice-partijvoorzitter Dekker of zij een motie op het partijcongres aandurft over de vraag of Turkije überhaupt lid mag worden van de EU. Dekker probeert de gemoederen te sussen. „Het staat iedereen vrij een motie in te dienen, doet u dat maar.”
Een van de sprekers is teleurgesteld in het rapport van Bukman. Dat verwijst dan wel naar godsdienstvrijheid, maar het is hem niet genoeg. „In de Sovjet-Unie bestond ook een scheiding tussen kerk en staat. Dat leverde alleen geen godsdienstvrijheid op.”
Een andere CDA’er vraagt zich af hoe ver zijn partij gaat met de bescherming van de C van het CDA in Europa. „Turkije is toch een islamitisch land”, stelt hij. „Het CDA moet zich hard maken voor het christendom.” Een Friese partijgenoot heeft op dat punt niet veel vertrouwen in zijn partij. „Christenen zijn tegenwoordig net als de Laodicenzen: koud noch warm.” De discussie brengt een Turks partijlid tot de verzuchting dat het CDA blijkbaar nog steeds worstelt met zijn identiteit.
Nicolai Romashuk, initiatiefnemer van de oprichting van een Armeens monument in Assen, overhandigt Bukman een rapport met ooggetuigenverslagen van de Armeense genocide. „Het gesprek met Turkije moet eerlijk worden gevoerd”, betoogt hij. Turkije dient volgens hem de volkerenmoord te erkennen. Ook een andere spreker meent dat het onacceptabel is dat het potentiële EU-lid de genocide ontkent. Bukman gaat er niet op in. „Ik ga daar nu niks over zeggen.”
Als ten slotte de economische consequenties van het Turkse EU-lidmaatschap aan de orde komen, blijken daarover veel zorgen te leven. Verhagen voorziet voorlopig geen problemen. „Het duurt nog wel tien of twintig jaar voordat het zover is.”
Aan het eind van de avond is lang niet iedereen gerust op de Turkse toetreding. „Turkije is dan direct het grootste EU-lid”, verwoordt een vrouw haar gevoelens. „Het zwaartepunt in de Unie verschuift daardoor.” Dat baart haar zorgen. „Vanuit mijn onderbuik voel ik me daar niet fijn bij.”