Geen vervolging China na aangifte Oeigoeren in Nederland
Het Openbaar Ministerie heeft besloten geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen de Chinese overheid, die zich volgens aangiften van Oeigoeren in Nederland schuldig zou hebben gemaakt aan onder meer bedreiging, intimidatie, discriminatie, dwang en chantage. Zowel aangevers in Nederland als familieleden in China zouden daarvan de dupe zijn geworden.
„Gebleken is dat strafrechtelijk ingrijpen niet haalbaar is”, zegt het OM in Noord-Holland in een toelichting op het zogenoemde beleidssepot. Het parket besloot daartoe na bestudering van 24 aangiften van in totaal 58 personen uit diverse arrondissementen. De Oeigoeren in Europa en Nederland maken zich zorgen over de mensenrechtensituatie van hun familieleden in China. Zij vormen daar een islamitische minderheid.
Volgens het OM is in de aangiften onvoldoende concrete informatie te vinden voor wettig en overtuigend bewijs om tot een succesvolle vervolging te kunnen overgaan. De Oeigoeren vormen een islamitische minderheid in China.
De aangevers stellen dat Oeigoeren in China door de overheid onder druk worden gezet om naar Nederland gevluchte familieleden op te bellen en bepaalde vragen te stellen. Degenen die in Nederland gebeld worden, voelen zich door deze situatie onder druk gezet om de gevraagde informatie te verstrekken, uit angst dat er iets met de bellers gebeurt.
Het OM zegt in een uitgebreide toelichting dat strafrechtelijk onderzoek niet kan zonder de medewerking van China. Op grond van rechtshulpverzoeken moeten daarbij ook de namen en contactgegevens van de aangevers en mogelijke getuigen in China met de autoriteiten worden gedeeld. „Dit is zeer onwenselijk gelet op de aard van de aangiften en de precaire positie van de Oeigoeren in China”, aldus het Openbaar Ministerie.