„Leraar, u moet niet „niet” zeggen”
Bij de jongeren van vandaag gaat veel meer mis dan vroeger. Ze hebben vaker psychische problemen, drinken meer en vertonen in toenemende mate asociaal of zelfs crimineel gedrag. Toch? Fout!
Volgens onderzoek van het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP) gaat het met het gros van de jongeren helemaal niet slechter. Maar dat het contact tussen docenten en leerlingen hier en daar best kan worden verbeterd, werd woensdag wel duidelijk tijdens een congres over dat onderwerp.
”Hallo? Contact!” was het thema van het congres dat onderwijsadviesbureau KPC Groep in de Utrechtse Jaarbeurs hield. „Contact!” riep een deel van de bijna 800 docenten dan ook toen de eerste spreker bijna niet te verstaan was en de rest van de ochtend de overhead- en videoprojector onbruikbaar bleek.
Met 80 tot 90 procent van de jongeren gaat het goed, maakt psycholoog drs. H. J. M. Spanjaard duidelijk als hij verstaanbaar geworden is. Alle veronderstellingen ten spijt blijken ze niet meer psychische problemen te hebben dan eerdere generaties. Alcoholgebruik en aantal zelfmoordpogingen zijn slechts licht toegenomen en de afgelopen tien tot vijftien jaar is er ook nauwelijks een toename van antisociaal of crimineel gedrag te bespeuren.
Problemen ontstaan vaak al in de kindertijd en de gezinssituatie blijkt daarbij niet zelden van doorslaggevend belang. Opvoeders die lastig gedrag weten te hanteren, zijn heel belangrijk voor de verdere ontwikkeling van het gedragspatroon van kinderen, zegt Spanjaard.
Met moeilijke kinderen die rond hun twaalfde jaar een aantal vaardigheden leren, zoals het plannen van activiteiten en het nadenken voordat ze iets doen, komt het meestal toch nog wel goed. Duidelijk is ook dat scholen met heldere regels minder last hebben van leerlingenagressie.
Opvoeders moeten volgens de Amsterdamse psycholoog proberen de competenties van de kinderen te vergroten. Dat kan door socialevaardigheidstrainingen -daar zijn in Nederland maar liefst 200 programma’s voor ontwikkeld- en door de taken van leerlingen te verlichten -door voor heel drukke kinderen prikkels weg te nemen- of te verrijken (voor hoogbegaafde leerlingen).
Hoe verbeter je daarbij het contact tussen leraar en leerling? Door bijvoorbeeld zo weinig mogelijk het woord ”niet” te gebruiken, vindt Spanjaard. „Probeer regels positief te formuleren, dan ontstaat een prettiger klimaat. Gebruik geen ikboodschappen, zo van: Ik wil graag dat je…, maar redeneer vanuit het belang van de jongere zelf. Dus niet: „Schreeuw niet zo; ik word doof, maar: Praat eens rustiger, dan verstaan we je beter.”
Pas op met ironische opmerkingen. Als een klas gaat lachen, is het eerder een beloning dan een straf voor slecht gedrag. Ga na of de boodschap bij de leerlingen is overgekomen en sluit de communicatie positief af. Probeer niet het onderste uit de kan te halen en maak zo mogelijk eens een complimentje.”
Een goede verstandhouding tussen leraren en leerlingen blijkt een van de belangrijkste succesfactoren bij het doorlopen van een schoolopleiding. Als het aan die relatie schort, ontstaat niet zelden gebrek aan motivatie, met als gevolg slechte prestaties, storend gedrag, spijbelen of zelfs vroegtijdig schoolverlaten, aldus Spanjaard.
Hoe belangrijk de relatie tussen leraar en leerling kan zijn, illustreert KPC-adviseur drs. M. Bosch. „Op de pedagogische academie zag ik af van een geschiedenisspecialisatie omdat ik met de docent niet zo overweg kon. Ik baalde toen hij na de vakantie vervangen bleek door een jonge, enthousiaste leraar. Daar zat ik met m’n wiskundespecialisatie.”
De organisatoren van het congres waren nogal verrast door de positieve uitkomsten van het onderzoek dat ter voorbereiding van de bijeenkomst is gehouden, erkent Bosch. „Ondanks het vele gemopper in het onderwijs blijkt de relatie tussen leraren en leerlingen vaak gewoon goed te zijn. Leraren zijn vaak heel gemotiveerd. Ze mopperen omdat ze menen door alle rompslomp onvoldoende aan hun kerntaak, de toerusting van leerlingen, toe te komen. Overigens: hoe ouder de leraar, hoe lager hij gemiddeld zijn leerlingen waardeert.”
Uit de enquête blijkt dat leerlingen hun docenten gemiddeld een 6,7 geven en dat 70 procent van de scholieren zegt met de meeste leraren goed overweg te kunnen. Ook leraren zijn tevreden. Alle ondervraagde docenten vinden dat ze goed overweg kunnen met de meeste leerlingen op school en ze waarderen hun leerlingen met het rapportcijfer 7,1. Van alle leraren voegt 94 procent daaraan toe dat de leerlingen respect voor hen hebben en 96 procent dat de leerlingen hen serieus nemen.
Hoe belangrijk docenten voor leerlingen kunnen zijn, maakt schrijfster Carry Slee duidelijk met fragmenten uit haar autobiografische roman ”Moederkruid”. Thuis, met een depressieve, onverstandige moeder en een vader die haar behandelde alsof ze de door hem gewenste zoon was, kwam ze veel tekort. De positieve ervaringen op school bleken daarvoor een gedeeltelijke compensatie.
De schokkende fragmenten worden tijdens het congres door de docenten met geluiden van ongeloof begroet. Een van de leraren zit zelfs letterlijk met de handen in het haar.