De Apeldoorner ging zijn boekje te buiten tijdens een speedmars. Op een zeker punt tijdens de mars kon een militair in opleiding het tempo van de mars niet bijhouden. Hij zag lijkbleek en werden door ploeggenoten voortgetrokken. De instructeur sprong uit de auto die de groep begeleidde en gaf de uitgeputte soldaat een duw. Deze viel daardoor voorover op de grond, waarop de sergeant de man oppakte en in de berm gooide. Daarbij voegde hij hem woorden toe als: „Je bent helemaal niks, je verziekt het voor de rest van de groep.”

Een andere militair kreeg tijdens dezelfde mars ook te maken met het fanatisme van de Apeldoorner. Ook deze soldaat was zo uitgeput dat hij zich moest laten voortslepen door anderen. Zijn ogen waren weggedraaid en hij kwijlde. De sergeant liep op hem af, pakte hem hardhandig bij het gelaat en gaf hem met zijn andere hand drie klappen in het gezicht. De militair liep daarbij striemen en krassen op.

De twee deden aangifte en de instructeur werd door de marechaussee een nacht vastgezet. De man had zelf een verklaring voor zijn gedrag. Hij zei dat het zijn taak is om leerlingen die het tempo niet bij kunnen houden uit de mars te halen. Dat wilde hij bij de eerste militair ook doen, maar die viel van vermoeidheid om. Hij zei dat hij wel tegen de man schold, maar dat hij niet met hem heeft gegooid.

Over de andere militair erkende hij dat hij hem een pijnprikkel heeft toegediend. „Maar dat deed ik om na te gaan in hoeverre hij nog bij kennis was”, aldus de Apeldoorner.

Volgens de advocaat van de sergeant is het de taak van een instructeur om zich hard op te stellen. „Tijdens de opleiding heeft iedereen een hekel aan dat soort instructeurs, daarna wordt die houding gewaardeerd”, zei de raadsman. Dat de twee toch aangifte hebben gedaan, komt volgens hem omdat ze de opleiding niet hebben doorstaan.

De officier van justitie eiste een boete van 680 euro. De politierechter deed daar iets af, mede omdat hij een derde aangifte tegen de sergeant niet bewezen vond.