Sun Mi Stapel: Ik blijf zoeken naar biologische ouders
Bijna tien jaar zoekt Sun Mi Stapel uit Zaandam nu al naar haar biologische ouders. Steeds liep ze tegen muren op. Met de rechtszaak van Kara Bos in haar achterhoofd maakt ze opnieuw plannen voor een reis naar Zuid-Korea. „Je wilt toch weten op wie je lijkt.”
„Heel moedig” vindt Stapel (50) Kara Bos. De uit Zuid-Korea geadopteerde Bos spande een rechtszaak aan om haar biologische vader te achterhalen – en won deze (zie ”Rechtszaak om erkenning vader”). „Ze is een soort Don Quichot”, zegt Stapel. „Ze heeft gevochten tegen de cultuur van geheimen en schaamtegevoel die heerst in Korea.”
Hun verhalen raken elkaar, maar zijn ook weer heel verschillend. Aan Bos is verteld dat ze als tweejarig meisje ergens is achtergelaten; Stapel weet helemaal niets van haar geschiedenis. „Ik weet zelfs mijn geboortedatum niet”, vertelt de Zaandamse. „In mijn papieren staat dat ik te vondeling ben gelegd. Maar dat blijkt uiteindelijk vaak niet te kloppen.”
Wat wel vaststaat, is dat ze in december 1970 naar Nederland is gekomen. „Mijn adoptieouders dachten dat ze een kindje van zes maanden zouden krijgen, maar mijn moeder vertelde later dat ik zo klein was als een pasgeboren baby.” Het gebrek aan informatie steekt Stapel, jaren na dato, nog steeds. „In Korea wordt veel gelogen over de adoptiekinderen en de omstandigheden waarin ze geboren worden. Waren ze buitenechtelijk? Was er sprake van een scheiding? Wilde een nieuwe vrouw de kinderen niet? Hebben de biologische ouders toestemming gegeven voor de adoptie? Allemaal onduidelijk.”
Op haar 41e besluit Stapel op zoek te gaan naar haar biologische ouders. Dat is relatief laat voor een rootsreis, vertelt ze. „Sommige adoptiekinderen gaan al heel vroeg, in hun puberteit. Ik heb het lang niet aangedurfd, was bang voor de emoties. Ik dacht: welke beerput trek ik open? Het kan zijn dat je bent geboren uit verkrachting, of een buitenechtelijk kind bent.”
De ziekte van haar adoptievader trekt haar over de streep. „Toen dacht ik: mijn biologische ouders kunnen ook ziek en oud zijn. Ik wil hen opzoeken.”
DNA-test
Stapel neemt contact op met Stichting Wereldkinderen, die indertijd ook haar adoptie regelde. Helaas wordt de stichting al kort daarna opgeheven. Dan gaat ze op eigen houtje aan de slag. Via 23andme, een organisatie die commerciële DNA-tests aanbiedt, zoekt Stapel naar matches. Ook laat ze er een gezondheidstest doen en uitzoeken wat haar etniciteit is: deels Koreaans, deels Japans.
Omdat ze bij 23andme niet de matches vindt waarop ze hoopt, zet ze via andere hulporganisaties haar zoektocht voort. Met Stichting Global Overseas Adoptees Link (Goal), die in Zuid-Korea geadopteerden helpt met zoeken naar hun biologische familie, kan ze voor het eerst haar geboorteland bezoeken. Daarvoor moet ze wel laten zien dat de reis haar veel waard is: Stichting Goal vraagt onder meer een essay te schrijven waarom ze graag naar Zuid-Korea zou willen en voert via Skype twee interviews met haar. De strenge toelatingseisen hebben er volgens Stapel mee te maken dat de reis deels gesponsord wordt door de Koreaanse overheid.
In juni 2015 is ze twaalf dagen in Zuid-Korea. Opnieuw doet ze een DNA-test, ditmaal bij een Koreaans bedrijf. Ook bezoekt ze politiebureaus en het ziekenhuis in de buurt waar ze als baby gevonden is. Ze levert DNA in bij de politie en laat zich opnemen in het register van vermiste personen. „Als mijn familie bij de politie naar mij zou informeren, krijgt Stichting Goal daar een melding van die ze aan mij doorgeeft.”
Stapel weet in Korea de nodige media-aandacht te verkrijgen. Ze wordt geïnterviewd door een Koreaanse krant en verschijnt in een ochtendshow op tv. „Een ander geadopteerd persoon vond op die manier zijn moeder.” Als ze in 2016 naar Korea terugkeert, wordt ze gevraagd voor een interview in The New York Times.
Al haar inspanningen ten spijt heeft Stapel haar biologische ouders nog steeds niet gevonden. „Heel frustrerend”, zegt ze. Ze wijt de mislukte pogingen aan de stroperigheid van het systeem in Korea. En aan de schaamtecultuur, volgens haar diep geworteld in Korea en Japan. De landen staan er weinig open voor om de waarheid te vertellen. Verregaande privacywetten –voor het inhuren van een privédetective zou al een dwangsom worden opgelegd– moeten de geheimen van de inwoners bewaren.
Stapel vermoedt bovendien dat er „schaduwdossiers” van geadopteerden bestaan. De Korea Social Service (KSS), de sociale dienst van het land, beweert op een gegeven moment haar persoonlijke informatie te zijn kwijtgeraakt. „Het bewuste dossier zou niet van mij zijn, terwijl mijn Koreaanse naam weinig voorkomt. Ik weet ook van anderen die wel hun biologische ouders hebben gevonden, dat hun geboortedatums waren veranderd. Het lijkt of KSS wil dat je steeds terugkomt naar Korea.”
Toch denkt Stapel ondanks de teleurstellingen nog niet aan opgeven. Al is ze wel verontwaardigd dat ze zelf zo veel actie moet ondernemen, terwijl de adoptie buiten haar om gebeurd is. Dat de daarmee gemoeide kosten ook voor haar rekening komen, is een bittere pil. „Overheden zouden verplicht moeten worden de persoonlijke informatie vrij te geven”, stelt ze.
Geadopteerde mensen hebben behoefte aan die informatie, vertelt Stapel. „Als adoptiekind heb je een gat in je hart. Je bent ontworteld. Ik groeide op in een Nederlands gezin, maar zie er niet Nederlands uit. Ik wil gewoon weten op wie ik lijk, van wie ik mijn naam heb gekregen, of ik nog broers en zussen heb. Ik heb natuurlijk Nederlandse broers en zussen, maar op hen lijk ik niet.”
Dat anders-zijn ervoer ze al tijdens het opgroeien in het –christelijke– gezin in Krommenie. „Als we met de hele familie bij elkaar waren, had ik altijd het gevoel dat ik er niet tussen hoorde. Dat ik erboven zweefde. Allemaal blonde mensen bij elkaar, en daar zat een Aziaat tussen.”
Maar ook in Korea is ze de uitzondering, zo merkt ze als ze daar in 2015 voor het eerst is. „Daar word je ook weer als buitenlander behandeld. Ik ben getinter en gespierder dan de gemiddelde Koreaanse vrouw. En ik spreek de taal niet. Ik ben niet Koreaans en ik ben niet Nederlands. Ik noem mezelf altijd een wereldburger.”
Trots
Het meest verlangt ze ernaar om haar biologische moeder te ontmoeten. „Zij heeft me negen maanden gedragen. Ik heb zelf geen kinderen, maar kan me niet voorstellen dat je je kind weg zou geven. Aan de andere kant: mijn moeder had me ook weg kunnen laten halen. Ze heeft wel gewild dat ik zou leven.”
Dat Kara Bos haar rechtszaak gewonnen heeft, biedt Stapel weer wat perspectief. „Ik hoop dat Korea hierdoor wakker geschud wordt en beseft wat het in het verleden heeft gedaan met de adoptiekinderen. En dat Koreaanse ouders die hun kind hebben afgestaan, hun trots en schaamte opzij durven te zetten en mee durven te werken aan een onderzoek.”
Rechtszaak om erkenning vader
Sinds de jaren 60 zijn er meer dan 200.000 Zuid-Koreaanse kinderen in het buitenland geadopteerd; 4000 kwamen in Nederland terecht.
Voor veel in het buitenland geadopteerde mensen is het moeilijk de biologische familie te achterhalen. Kara Bos, een in de Verenigde Staten geadopteerde vrouw uit Korea, spande vorig jaar zelfs een rechtszaak aan om erkend te worden door haar vader. Vrijdag bepaalde de rechtbank in Seoul dat de 85-jarige gedaagde inderdaad haar biologische vader is.
De man was eerder door een rechtbank verplicht DNA-materiaal af te staan om het vaderschap te kunnen vaststellen. Dit is volgens de rechter 99,987 procent zeker.
Het was voor het eerst dat een Koreaanse rechtbank uitspraak deed in een dergelijke zaak. Bos kan hiermee een voorbeeld zijn voor veel geadopteerde Koreaanse kinderen die willen weten wie hun echte ouders zijn of andere rechten willen laten gelden.
Bos gaf bij diverse media aan deze week haar vader te zullen ontmoeten. Ze wil via hem een ontmoeting met haar biologische moeder afdwingen.