Turkije mijdt militair avontuur niet langer
Turkije stort zich steeds openlijker in militaire avonturen in het oostelijke Middellandse Zee-gebied. Het sterke Turkse leger doet dat uiterst effectief. Dat heeft ook effect op Europa.
Nog niet zo lang geleden waren de Turkse strijdkrachten allereerst de hoeders van de seculiere identiteit van Turkije. Als die in gevaar kwam, duurde het nooit lang voordat het leger een staatsgreep uitvoerde. Dat gebeurde bijvoorbeeld in 1960, in 1971, in 1980 en in 1997. Maar de laatste poging tot een staatsgreep, in 2016, verliep anders. Niet het leger, maar president Erdogan trok aan het langste eind.
Erdogan, de eerste echte islamitische president van Turkije in een eeuw tijd, kon opgelucht ademhalen. Hij slaagde waar zijn voorgangers faalden en wist het leger op de knieën te krijgen. Tal van generaals en bevelhebbers verdwenen achter de tralies en werden vervangen door mannen die loyaal zijn aan Erdogan.
Sindsdien is de rol van de Turkse strijdkrachten veranderd. Niet langer zijn zij hoeders van een seculier Turkije. Nu is het leger in de eerste plaats de uitvoerder geworden van de Turkse buitenlandse politiek. En dat legt gewicht in de schaal, want binnen de NAVO heeft Turkije het op één na sterkste leger – na Amerika.
Het effect daarvan bleek voor het eerst in Afrin, de noordwestelijke regio van Syrië waar Turkse troepen in maart 2018 binnenvielen. Met opmerkelijk gemak werd het gebied ingenomen. In oktober 2019 volgden invallen op andere plaatsen langs de Turks-Syrische grens. Ook in Idlib, de Syrische regio die aan Afrin grenst, is het Turkse leger zeer actief. Daardoor is de gestage opmars van de Syrische president Assad tot stilstand gekomen, ook al wordt Assad geholpen door het machtige het machtige Russische leger.
Het nieuwste avontuur in Libië maakt nog veel duidelijker dat Turkije alle schroom heeft afgeworpen om militairen in het buitenland in te zetten. Sinds begin dit jaar worden er gestaag Turkse troepen naar Libië gestuurd om daar de officiële regering te helpen tegen de opmars van de Libische generaal Haftar.
Ongekend
De inzet van die troepen is een ongekend succes. Haftar, die aan de grenzen van hoofdstad Tripoli stond, is vorige week bijna al zijn moeizaam veroverd gebied weer kwijtgeraakt. De generaal is daarmee in het defensief gekomen. Het maakt voor vriend en vijand duidelijk hoe de kaarten liggen in Libië: Turkije, en geen enkel ander land, is op dit moment de belangrijkste factor in de strijd.
Daarmee is niet alleen Libië zelf, maar ook de tussenliggende oostelijke helft van de Middellandse Zee zijn hiermee in Turkse invloedssfeer getrokken. En dat heeft meer om het lijf dan je zou zeggen, want in dit gedeelte van de zee liggen omvangrijke gasvelden.
Europa heeft hier directe belangen die nu in het geding komen. Allereerst is daar Cyprus, dat voor de helft door Turkije wordt bezet. Cyprus is een EU-lidstaat die ook aanspraak maakt op de wateren in de oostelijke Middellandse Zee, maar Cyprus is in zijn eentje in de verste verten geen partij voor Turkije.
Dan is er Frankrijk, dat vanouds sterk is betrokken op mediterrane kwesties. In februari stonden Turkije en Frankrijk al een keer als kemphanen tegenover elkaar: het Franse vliegdekschip voer defensief vlak langs Turkse fregatten die rond Cyprus rondhingen.
Ook in Libië staan Frankrijk en Turkije haaks op elkaar. Frankrijk heeft generaal Haftar achter de schermen gesteund en ziet dat belang nu weggevaagd worden door het militaire optreden van Turkije. Op 11 mei kwamen de Fransen met een verklaring die ook werd gesteund door Griekenland, Cyprus, Egypte en de Emiraten. In die verklaring werd de Turkse bemoeienis met Libië sterk veroordeeld. De Turken vinden echter dat Frankrijk een „alliantie van het kwaad” heeft gevormd die alleen maar voor meer chaos in de regio gaat zorgen.
Dergelijke taal belooft meer spanningen voor de nabije toekomst. Turkije heeft met de militaire inzet duidelijk gemaakt daar klaar voor te zijn. Of dat ook voor Europa geldt, valt te betwijfelen.