Sebastiaan verkoopt na ruim 25 jaar geen Straatnieuws meer
Op talloze plekken in Utrecht vormden ze een bekende verschijning. Door de coronacrisis zijn de verkopers van Straatnieuws ineens verdwenen. Na de crisis komt de krant niet terug. Een groot gemis, vindt verkoper Sebastiaan Popelier.
Op zijn fiets arriveert Sebastiaan Popelier (55) bij de uitgang Moreelsepark van winkelcentrum Hoog Catharijne. Jarenlang stond hij hier naast de roltrap met een stapel kranten in zijn hand. In maart kwam er door de coronacrisis een abrupt einde aan de verkoop van Straatnieuws, dat ruim 27 jaar bestond.
Popelier groeide op in Groningen, vertelt hij op een bankje in het Moreelsepark. Hij kwam al jong met heroïne in aanraking en raakte verslaafd. Nadat hij als tiener van huis wegliep, bivakkeerde hij in een Gronings kraakpand en werkte in jongerencentra. Toen hij „overspannen” raakte, vertrok hij naar Utrecht.
Jarenlang leefde Popelier op straat. Hij sliep geregeld in een nachtopvang voor daklozen –„het verlengstuk van de straat”– en ook een periode in een hostel voor verslaafden. Begin jaren negentig maakte hij de start van het Utrechtse Straatnieuws mee. Dit initiatief bood dak- en thuislozen een dagbesteding waarmee ze geld konden verdienen. Ze verkochten de krant op talloze locaties in en rond de stad.
Een halfjaar na het verschijnen van het eerste nummer ging Popelier als verkoper aan de slag. Met korte onderbrekingen bleef hij dit werk tot het eind doen. De begintijd noemt hij „chaotisch.” „Niemand had nog een vaste verkoopplek. Dat leverde onderlinge ruzies op. Langzamerhand kregen we vaste locaties. Ome Kees stond bij de Bruna, met zijn hond, een ander bij de V&D. Ik heb altijd op Hoog Catharijne gestaan, de laatste jaren bij het Moreelsepark, vijf dagen per week.”
Interview met de paus
In de loop der jaren kende de verkoop van Straatnieuws hoogte- en dieptepunten. „De begintijd was over het algemeen het beste”, zegt Popelier. „Maar in 2015 hadden we een krant die het allerbest werd verkocht, omdat er een interview met de paus in stond. We zijn hem daar erg dankbaar voor.”
Vier jaar geleden kreeg Popelier, na een periode begeleid wonen via het Leger des Heils, een woning in de Utrechtse wijk Lunetten. „Voor het eerst in 35 jaar had ik een eigen voordeur. Ik was er echt aan toe.” Ook daarna bleef hij Straatnieuws verkopen, voor een welkome aanvulling op zijn uitkering. De laatste jaren was hij een van de circa zestig verkopers. Hij kocht de kranten elke drie weken in voor 1,60 euro per stuk om ze voor 2,50 euro te verkopen.
Sinds 2015 daalde de oplage van ruim 7000 naar minder dan 2000, mede door een sterke afname van het aantal verkopers. Ook de belangstelling bij het publiek verminderde. Popelier noemt het aantal kranten dat hij het laatste jaar gemiddeld per maand verkocht „een triest getalletje van nog geen honderd. In de begintijd haalde je dat in een dag, als je de hele tijd ergens stond.”
Toen hij afgelopen maand hoorde dat de krant niet meer in gedrukte vorm verschijnt, was hij boos. „Straatnieuws is een belangrijk onderdeel van mijn leven. Dat het stopt, heeft zo moeten zijn, maar het laatste woord is er nog niet over gezegd. Er moet een nieuwe vorm komen.”
Tot 1 juli krijgen de vaste verkopers een financiële compensatie uit een noodfonds van de gemeente, op basis van het aantal kranten dat ze afgelopen periode gemiddeld verkochten. De eerste dag dat het noodloket open was, kregen 28 verkopers in totaal ruim 2000 euro uitgekeerd, meldde Stichting Straatnieuws.
Veel contacten
Vorige week lichtte de organisatie het einde van de krant toe in een brief aan de Utrechtse gemeenteraad. Aanvankelijk was het plan om per 1 juli met de gedrukte versie te stoppen, maar door de coronacrisis is het tijdstip vervroegd. De stichting vraagt financiële steun van de gemeente om met een online platform verder te kunnen gaan.
Popelier ervaart het verdwijnen van de papieren editie als een gemis. De verkoop verveelde hem nooit. „Het is net als met het leven: dat verveelt ook niet.” Zijn baantje leverde hem veel contacten op. „Ik ken de halve buurt hier en de mensen kennen mij.”
Goede herinneringen bewaart Popelier aan klanten die speciaal naar hem toe kwamen om een krant te kopen. „Sommigen wilden weten wie je bent. Ze kochten niet alleen een krant, maar gaven me soms wat geld of eten en vooral aandacht en liefde. Dat was het mooiste.”