„Vichy-Frankrijk liet alle Joden vallen”
Frankrijk heeft een moeizame verhouding met zijn oorlogsverleden. Historicus Laurent Joly vindt dat ook president Macron te eenzijdig over de rol van de Franse staat in de Jodenvervolging spreekt. Hij pleit ervoor dat het hele, moeilijke, verhaal verteld blijft worden.
Op de hoek van de statige boulevard Raspail en de Rue de Sèvres in Parijs stierf op 21 augustus 1944 een Franse strijder. Aan zijn dood herinnert een plaquette aan de muur van de Banque de France. ”Hier is gevallen voor Frankrijk een onbekende F.F.I”.
F.F.I. staat voor Forces françaises de l’intérieur, de Franse binnenlandse strijdkrachten. Die stonden onder politieke verantwoordelijkheid van generaal Charles De Gaulle, leider van de regering in ballingschap. De strijdkrachten verdreven met steun van De Gaulle’s troepen en de Amerikanen de Duitsers uit Parijs.
Verspreid over de stad zijn nog tientallen gedenkplaten te vinden voor gevallenen in deze strijd. Ze herinneren aan het heldhaftige Frankrijk dat de nazi’s de deur wees.
Mokerslagen
Maar er was ook een ander Frankrijk.
Wie bij de plaquette voor de onbekende soldaat de Rue de Sèvres oversteekt, komt bij een typisch Parijs’ stadspark: Boucicaut. Daar staat een glazen monument, opgericht voor twee jonge Joodse kinderen die tijdens de oorlog zijn weggevoerd uit dit deel van Parijs: Sarah Azaria (5) en Félicie Lanz (4).
”Gearresteerd door de politie van het Vichyregime, handlanger van de nazibezetter”, meldt de tekst boven hun namen. Het zijn mokerslagen die de droom van een heldhaftig Frankrijk aan gruizels slaan. Precies eendere zuilen staan op meer plekken in de stad, maar dan met de namen van andere weggevoerde jonge kinderen.
Vichy was tijdens de Tweede Wereldoorlog de uitvalsbasis van het Franse regime. De Duitsers liepen Frankrijk in 1940 onder de voet, maar kozen in het wapenstilstandsverdrag voor een opmerkelijke constructie. De Atlantische kuststrook en het noorden kwamen onder direct Duits bestuur, terwijl het zuiden onder Frans gezag bleef.
Het Vichyregime had feitelijk geen andere keus dan collaboratie, schrijft historicus Henk Wesseling in zijn boek “Frankrijk in oorlog”. Maar deed het wel alles om de schade beperkt te houden? Onder leiding van maarschalk Philippe Pétain vaardigde het Vichyregime vanaf oktober 1940 anti-Joodse wetten uit die verder gingen dan de nazi’s van hen vroegen.
Met name de rol die ‘Vichy’ speelde bij een grote razzia op 16 juli 1942 in Parijs is zeer omstreden. De Franse politie pakte op die dag bijna 13.000 Joden op en dreef hen samen in het wielerstadion Veledrome d’Hiver. De secretaris-generaal van de politie in Vichy, René Bousquet, had de razzia vooraf besproken met de Duitse SS- en politiechef Karl Oberg.
De hele actie was door Fransen uitgevoerd. Franse agenten pakten de Joden op, Franse chauffeurs reden hen naar het wielerstadion en Franse militairen bewaakten de ingangen. Met dit soort pijnlijke gegevens moest Frankrijk na de Tweede Wereldoorlog in het reine zien te komen.
Brede collaboratie
Dat ging zeker niet zonder slag of stoot. Het zou tot 1995 duren voordat een Franse president, Jacques Chirac, voor het eerst onomwonden de verantwoordelijkheid van de Franse staat in de Jodenvervolging erkende. Chiracs voorganger, François Mitterand, had altijd geweigerd die stap te zetten. Hij redeneerde dat niet Vichy, maar generaal De Gaulle tijdens de oorlog de Republiek had belichaamd. De Republiek hoefde dus geen excuses te maken.
Het was één van de frames die lange tijd grote populariteit genoot. Een andere was die van het zwaard en het schild. De Gaulle representeerde in die gedachte het strijdende Frankrijk (het zwaard), terwijl Pétain Frankrijk beschermde voor erger kwaad (het schild).
Historicus Laurent Joly dook diep in de geschiedenis van de Jodenvervolging in Frankrijk en schreef er in 2018 een boek over met de veelzeggende titel ”L’Etat contre les juifs”: de staat tegen de Joden. De inhoud is een harde aanklacht tegen het Vichyregime. „Vichy liet alle Joden in 1944 vallen, ook de Franse”, zegt Joly. Dat er niet nog veel meer Joden in Frankrijk omkwamen, kwam enkel door het ‘tijdige’ einde van de oorlog.
In zijn boek blijft Joly niet alleen bij de oorlogsjaren steken, maar schenkt hij ook ruime aandacht aan de verwerking. Hij plaats daarin ook kanttekeningen bij de verwoordingen die de huidige president Emmanuel Macron koos bij de herdenking van de razzia van 1942.
„Macron wees in 2017 naar Franse antisemieten als de schuldigen van het drama”, verheldert Joly in het Instituut voor Sociale Studies aan de Boulevard Raspail. „Hij negeerde de context van de Duitse bezetting en de genocide op de Joden en voerde alles terug op een „Franse misdaad” en „puur antisemitisme.” Dat is een simplificatie. De Duitse druk woog zwaar mee.” De toespraak van Macrons voorganger François Hollande in 2012 leed volgens Joly aan hetzelfde euvel.
Joly wijst erop dat de Jodenvervolging niet enkel voortkwam uit antisemitisme. „Bousquet was bijvoorbeeld niet per se een antisemiet. De samenwerking met de Duitsers kwam in hoge mate voort uit opportunisme. Het ging om de Franse positie op het wereldtoneel, om het behoud van onze koloniën. De Joden werden aan dat doel simpelweg opgeofferd. Ik vind het belangrijk dat dit verteld blijft worden.”
Het gebrek aan nuance treft hij ook in hedendaagse schoolboeken aan. Er staat wel in dat ‘Vichy’ collaboreerde en schuld aan de Jodenvervolging draagt, maar volgens Joly is de werkelijkheid nog harder. „De verantwoordelijkheid lag niet alleen in Vichy, maar ook bij de lokale autoriteiten. Het bestuur in alle geledingen maakte de vervolging van de Joden mogelijk.”
>>rd.nl/schaduwoorlog
serie
De lange schaduw van de oorlog
Hoe verwerken Europese landen de Tweede Wereldoorlog en hun eigen rol daarin? Een korte serie artikelen over de omgang met het verleden in vier landen: Polen, Rusland, Frankrijk en Duitsland. Vandaag: Frankrijk.