Slob: Genoten van drie extra zware weken
Flink zwaar vond ChristenUnie-kamerlid Arie Slob (42) de afgelopen drie weken. Als lid van de tijdelijke commissie infrastructuurprojecten (TCI) heeft hij zich de achterliggende tijd beziggehouden met de openbare verhoren van oud-bewindslieden, kamerleden, ambtenaren en deskundigen. De commissie rondde dat deel van haar werk vrijdag af.
Slob is blij dat de verhoren tot een einde zijn gebracht. Hoewel hij er ook van heeft genoten. „Het is vrij uniek om dit als kamerlid een keer te doen.” Inhoudelijk ingaan op de conclusies die de TCI uit de verzamelde gegevens gaat trekken, wil Slob nog niet. Daarover moet eerst binnen de commissie worden nagedacht en gesproken.
Het ChristenUnie-kamerlid uit Zwolle wil daarentegen wel in het algemeen reflecteren op zijn ervaringen in de afgelopen weken. Die tijd heeft hij als „heel intensief” ervaren. Het feit dat iedereen via een bezoek aan de enquêtezaal, via de televisie of via internet zijn werk kon volgen, zorgde voor extra druk. „In de commissie vertegenwoordigen wij het parlement. Dat moet in stijl en waardig gebeuren.” Die verantwoordelijkheid heeft Slob „zwaar op zijn schouders gevoeld.” Het hield hem ook scherp, zegt hij.
Het vragen stellen aan de ex-bewindslieden, kamerleden, ambtenaren en deskundigen was bij de een lastiger dan bij de ander, ervoer Slob. De gesprekspartners waren heel verschillend. „Sommigen reflecteerden onbevangen op hun verleden, anderen zaten daar nog erg aan vast. Die probeerden hun handelwijze achteraf nog te rechtvaardigen.” Wie dat precies waren, laat Slob liever in het midden. Wel wil hij kwijt dat met name de oud-bewindslieden tijdens hun verhoren de behoefte hadden heel veel te vertellen. Daarmee wilden ze verkeerde beeldvorming over hun functioneren voorkomen, denkt het ChristenUnie-kamerlid.
Hij vond het „een hele eer” om ex-premier Kok te mogen ondervragen. Een bijzonder moment, aldus Slob. Tegelijkertijd is hij er ook nuchter onder. „Je moet bij iedereen je werk zo goed mogelijk proberen te doen.”
Zijn commissielidmaatschap bleef in den lande niet onopgemerkt. „Ik heb veel reacties gekregen van mensen.” Dat meeleven deed hem goed, zegt hij. „Het gaf mij stimulansen om op zware dagen door te gaan.”
Alles overziend heeft Slob een tevreden gevoel. „Ik denk dat we behoorlijk veel te weten zijn gekomen. We kregen een heel goed beeld van de verschillende onderdelen van de besluitvorming.” Met het onderzoekswerk en de verhoren heeft de commissie „voldoende ingrediënten” in handen om aan haar eindrapport te gaan werken.
Daar moet je niet licht over denken, vindt Slob. „Er moet nog wel wat gebeuren.” Het voornaamste is het maken van een toetsingskader. Dat moet de Tweede Kamer in staat stellen voldoende grip te krijgen op grote infrastructurele projecten. Er moeten duidelijke afspraken komen tussen regering en parlement. „Het moet niet meer zo zijn als vroeger”, vindt het ChristenUnie-kamerlid. „Toen klonk het: beloofd is beloofd. Het project moest daarom doorgaan. De Kamer had dan geen rol meer.”
Ook moet worden vastgelegd welke informatie de regering wanneer aan de Kamer verstrekt. Daarnaast moeten de verschillende verantwoordelijkheden van de regering en de Kamer duidelijk uit de verf komen. „Het parlement moet niet op de stoel van het kabinet gaan zitten”, vindt Slob.
Tot november gaat hij met de commissie „keihard aan de slag” om het eindrapport te maken. Naast het toetsingskader komen daar ook reconstructies in te staan van het verloop van het Betuwerouteproject en het hogesnelheidslijnproject. Het wordt de komende tijd druk, verwacht Slob.
Het eindrapport van de TCI over de uit de hand gelopen kosten bij de grote infrastructuurprojecten moet écht in november klaar zijn, benadrukt Slob. „Wij kunnen ons geen overschrijdingen permitteren.”