Commissie: Kosten grote projecten beter bewaken
De commissie–Duivesteijn lijkt aan te sturen op een eigen controlebureau voor de Tweede Kamer, dat de voortgang van grote projecten moet bewaken. Donderdag werd uit een marathonzitting met oud–minister Netelenbos (Verkeer) duidelijk dat de Kamerleden in de commissie niet op de huidige manier verder willen.
De commissie rondt vrijdag drie weken hoorzittingen af. Ze zal een toetsingskader of meetlat opstellen zodat de Tweede Kamer beter greep krijgt op toekomstige grote projecten zoals de Zuiderzeelijn. De kosten van de Betuwelijn en de hogesnelheidslijn HSL–Zuid, waarvoor een groot aantal topambtenaren, deskundigen en alle betrokken ministers van Verkeer zijn gehoord, vallen immers miljarden duurder uit dan voorzien.
De Kamerleden vinden dat Netelenbos, die voor de PvdA minister was van 1998 tot 2002, belangrijke informatie heeft achtergehouden. Die kritiek spitste zich toe op het niet melden van de bevindingen van de interne accountant van het ministerie in 2001. Volgens de accountant „dreigde" een tegenvaller van 600 tot 800 miljoen gulden bij de aanleg van de hogesnelheidslijn. Netelenbos gaf deze bedragen niet door aan de Tweede Kamer, maar volstond er mee te melden dat er een probleem was.
De commissie–Duivesteijn voelde Netelenbos hierover lang aan de tand, omdat de Tweede Kamer door een gebrek aan informatie haar controlerende taak niet zou kunnen waarmaken. De Kamer heeft het recht om het budget vast te stellen, maar dit zou worden uitgehold. Bovendien zou Netelenbos in strijd hebben gehandeld met afspraken over het rapporteren over de voortgang van grote projecten. „Dreigende kostenoverschrijdingen" moeten worden gemeld, vindt de commmissie.
Netelenbos stelde daar tegenover dat het niet ging om „harde cijfers". Zij had immers opdracht gegeven om alle problemen binnen het budget op te lossen, desnoods door de aanleg van de zogeheten onderbouw van de hogesnelheidslijn anders uit te voeren.
Ook over de uitvoering van de aanleg bestond bij de commissie–Duivesteijn echter irritatie. In 1999 werd duidelijk dat aannemers de HSL–Zuid niet wilden aanleggen voor het bedrag van 3,9 miljard gulden dat aanvankelijk door de overheid was geraamd. Zij kwamen uit op 5,7 miljard gulden. Uiteindelijk vonden de partijen elkaar op 4,4 miljard gulden.
Volgens de commissie ging dit gepaard met „versoberingen", zoals het schrappen van perrons, die niet aan de Kamer werden gemeld. Bovendien werden risico’s rond vertraging van het project verlegd van de aannemers naar de overheid zonder dat dit volgens de commissie voldoende werd duidelijk gemaakt aan de Tweede Kamer. Later zouden die risico’s leiden tot een flinke tegenvaller, die pas aan het licht kwam bij het aantreden van de opvolger van Netelenbos, LPF–minister De Boer.
Netelenbos verweerde zich tegen deze kritiek door te zeggen dat ze meermalen de Tweede Kamer heeft aangeboden vertrouwelijk bij te praten, maar dat de Kamerleden er zelf niet voor voelden om dit achter gesloten deuren te bespreken. Als prijskaartjes worden gehangen aan risico’s en die vervolgens bekend worden, gaan aannemers er hun voordeel mee doen, aldus Netelenbos. Soortgelijke kritiek had eerder haar opvolger De Boer geuit tegenover de commissie.
De commissie–Duivesteijn denkt daar heel anders over. Aannemers kennen als professionals de markt zo goed, dat de openbare informatie er voor hen weinig toe doet. De commissie wil juist meer „transparantie" in de besluitvorming rond grote projecten en komt in november met haar eindrapport.