Weer varen na fosfinevergiftiging
Een scheepslading vol giftig fosfinegas kostte hun begin december bijna het leven. De kwestie houdt de schipperswereld nog steeds bezig, maar André en Vanessa de Waardt pakten het oude leven graag weer op. Binnenvaartschipper André: „Varen zit me in het bloed.”
Een baalmoment is het dinsdag 3 december voor Vanessa (39) en André (34) de Waardt. Het overslagbedrijf, Igma, belt tegen 17.00 uur om te melden dat de Fox zogenoemde sunpellets kan komen laden in de Amsterdamse Suezhaven: brokjes op elkaar geperste plantenresten die na de fabricage van zonnebloemolie overblijven. „Precies onder etenstijd.”
Als een losinstallatie de Fox eenmaal volstort met lading uit de bulkcarrier Smarta komt er nog meer mee: een leger onzichtbare sluipmoordenaars in de vorm van niet-geactiveerde fosfinepillen.
Normaal komt zoiets niet voor: de gaspillen moeten tijdens de zeereis uitgewerkt raken. Ladinggas –vaak fosfine– voorkomt zo rotting en doodt allerlei mogelijk ongedierte. Zogenoemde gassingsleiders meten na aankomst elk schip. Pas zodra zij het vrijgeven, kan het lossen beginnen.
Uit een 6 maart vrijgekomen onderzoeksrapport blijkt dat de gassingsleider in kwestie volgens het protocol heeft gehandeld. Ondanks de buitengewoon grote hoeveelheid fosfine die later in de Fox vrijkwam. De fosfinepillen waren ditmaal los in de lading van het zeeschip geschoten, in plaats van in nylonkousen erbovenop. Hierdoor waren ze niet meer te traceren. Een nieuw protocol moet herhaling gaan voorkomen.
Naar bed
Na het laden zet Vanessa rond 19.30 uur koers naar het Amsterdam-Rijnkanaal, richting het Vlaamse Ingelmunster. Rond middernacht arriveert de Fox in Vreeswijk. Daar meert het schip aan: het bed roept. In de slaapkamer, onder het stuurhuis, staat het schuifraampje in de voorwand al open. Voor de frisse lucht. Het biedt de kans waarop het gas in het ruim heeft gewacht. André: „Er moet die nacht zo veel fosfine zijn vrijgekomen toen die pillen begonnen te werken, dat het gas het ruim uit is gestroomd. Daarna kon het via onder meer ons raam bij ons binnenkomen.”
Rond 3.00 uur wordt André wakker. De schipper voelt zich ziek. Behoorlijk ziek. „Ik had braakneigingen en diarreeklachten.” Een uur later wordt zijn vrouw ook ziek, met dezelfde symptomen.
Aan fosfinegas hoort een knoflookachtige geur te zijn toegevoegd. Hiervan kan André zich niets herinneren. Bovendien had hij geen idee ervan. „Over ladinggas stond nooit wat in de papieren.”
Wel snakt André die nacht naar frisse lucht. Hij strompelt naar de buitendeur en steekt een halfuur lang zijn hoofd naar buiten. De klachten blijven. „Die nacht was het heel mistig en windstil. Heel het schip heeft in een gasbel gezeten, denk ik.”
Versuft
Naarmate de tijd verstrijkt, nemen de klachten van de Ouderkerkers toe. Van verder varen kan geen sprake meer zijn: de twee voelen zich hondsberoerd. Om 9.00 uur besluit André hun dokter te bellen. „Toen ik onze klachten vertelde –overmatig braken en diarree– dacht hij aan buikgriep. Dat heerste ook, op dat moment.” De huisarts adviseert het stel om 24 uur goed uit te zieken en veel water te drinken. André: „Je kunt hem niets verwijten. Zelfs de meeste schippers wisten tot voor kort niet van fosfine af.”
Het doktersadvies haakt zich in de afschuwelijke dag die volgt in Andrés hoofd vast: eerst een etmaal afwachten, vóór vervolgstappen. Maar van drinken komt weinig terecht. „We hebben misschien wel vijftig keer overgegeven. Ik had een grote pan bij de hand, mijn vrouw de schoonmaakemmer. Afwisselend lagen we op bed en op de bank.”
Vanessa is er niet gerust op. Zij vindt het idee van buikgriep niet kloppen. „Terecht: daarvoor waren onze klachten veel te heftig.” Maar het nemen van besluiten, bijvoorbeeld om gezien het ziekteverloop opnieuw aan de bel te trekken, lukt André niet meer. „Daar was ik veel te versuft voor.”
Zijn vrouw komt uiteindelijk wél zo ver dat ze het noodnummer belt. „Als zij dat niet had gedaan was het voor ons over geweest, hebben artsen ons later verteld.” De ambulance is er snel. Eenmaal aan boord zetten de verplegers direct alle ramen open. „Misschien hebben zij toch wat vreemds geroken.” In elk geval concluderen de broeders direct dat er van buikgriep geen sprake kan zijn. Ook koolmonoxidevergiftiging is niet aan de orde, concluderen opgeroepen brandweerlui.
De schippers blijken ernstig uitgedroogd, en hebben een zwakke hartslag. De hulpverleners leggen direct noodinfusen aan. Hoewel de oorzaak een raadsel vormt, zijn de twee duidelijk in levensgevaar. Vanessa het ernstigst. „Haar bloeddruk ging heel snel omlaag. Van het begin af aan lag zij nog slechter dan ik.”
Van boord
Probeer twee doodzieke mensen eens van een geladen schip te krijgen. Het gangboord door met een beladen brancard gaat nog wel, maar een hoge steiger loodrecht ermee beklimmen is onmogelijk. André: „Een speciaal klimteam van de brandweer is hiervoor uit Amersfoort gekomen.”
Vanessa moet als eerste weg; daarna volgt André. „We kregen een soort klimvest om, waarmee ze ons de steiger optrokken. Het ging heel vloeiend.” Pas dan ademen de twee geen dodelijke gaswalm meer in. Voor het eerst in zeker achttien uur. „Eindelijk kregen we frisse lucht.”
In de doorwaakte nacht die volgt, voeren artsen in het Utrechtse Diaconessenhuis talloze onderzoeken uit, om de oorzaak van het alarmerende ziektebeeld te achterhalen. Ze leveren niets op. „Fosfine is niet meetbaar.” André heeft het intussen ernstig benauwd. „Ik lag constant te kuchen, zonder kracht om echt te hoesten.” Hij krijgt daarom ademondersteuning. Overgeven doet hij niet meer. „Daar had ik medicijnen tegen gekregen. Dat ik die gaslucht niet meer inademde hielp ook, denk ik.” Zijn vrouw belandt intussen in een kunstmatige roes.
André: „Die donderdagmorgen vroeg een zuster aan mij hoe ik mij voelde. „Heel moe”, antwoordde ik. Alleen al omdat ik al bijna twee nachten niet had geslapen.”
Als ze voorstelt om hem naar zijn vrouw te rijden, heeft de schipper daar helemaal geen zin in. „Ik wilde alleen maar slapen.” Toch zet de verpleging door: met bed en al verrijdt ze hem naar de kamer waar Vanessa voor haar leven vecht. Ook daarna gebeurt dit tweemaal per dag. „Ze wilden mij afscheid laten nemen, besef ik achteraf. Als ze dit nu niet doordrukten, zou ik als ze zou overlijden gruwelijk spijt hebben gehad.”
Dat hij in die dagen alleen zijn eigen behoeftes voelt, knaagt aan hem. „Maar de verpleegkundigen hebben benadrukt dat dit absoluut niet hoeft: tot en met zondag was ik zelf ook in levensgevaar. Ik stond in de overlevingsstand. Aan hen heb ik veel steun gehad.”
’s Ochtends achterhalen de artsen eindelijk de oorzaak van het drama. In het telefoontje met overslagbedrijf Igma kan een medewerker maar één conclusie trekken: dit moet een fosfinevergiftiging zijn.
Hartfalen
Het raadsel is opgelost, maar de situatie verandert hiermee nog niet. Een toxicoloog die de artsen om raad vragen, kan geen oplossing bieden die het leven van de twee –dat van Vanessa hangt aan een zijden draad– zou kunnen gaan redden. „In Nederland bestaat geen medisch plan van aanpak voor fosfinevergiftiging. Ze konden alleen de symptomen bestrijden. Andere fosfine-incidenten in Nederland vonden plaats met containers en waren altijd kortdurend geweest. Wij hadden er uren in gezeten.”
Aan het einde van die donderdagochtend meet het RIVM het fosfinegehalte aan boord van de Fox. In de woning hangt 0,1 tot 0,2 ppm, in de machinekamer 0,5 ppm. In het ladingruim blijken waarden van 15 ppm en meer aanwezig. Ppm staat voor parts per million: delen fosfine per miljoen delen lucht. Aan 0,2 ppm mag een mens maximaal een kwartier lang achtereen onbeschermd blootstaan. Het fosfinegehalte in de woonruimte moet de dag ervoor nog veel hoger zijn geweest, vermoedt André.
Vrijdag verhuizen ze naar het Utrechts Medisch Centrum: Vanessa’s hart werkt steeds minder goed. André: „Fosfine tast je spieren aan. Het hart is de grootste en sterkste spier in je lichaam. Als dat ermee stopt, is het klaar.” Anders dan het Diaconessenhuis heeft het UMC hart-longmachines beschikbaar. Die nemen tijdelijk een deel van het werk van deze organen over, om ze rust voor genezing te geven. Tijdelijk, want hoe langer het duurt, hoe groter de kans op dodelijke infecties.
De vraag is of Vanessa de rit erheen zal overleven. Twee ambulances rijden om haar te vervoeren: één met de schipperse erin, en één erachter met allemaal medische apparatuur, voor het geval dat onderweg noodzakelijk zou zijn.
Vrees
In het UMC neemt de hart-longmachine de functies van Vanessa’s haperend hart over. Met André gaat het evenmin goed. Die vrijdag 6 december functioneert zijn hart nog steeds voor slechts 35 procent. Normaal moet dat rond 60 tot 70 procent zijn. Via neusslangen krijgt hij daarom extra zuurstofrijke lucht in zijn longen toegediend. Dat blijkt goed aan te slaan. „Hierdoor kon mijn lichaam het gas langzamerhand kwijtraken.” Een infuus in zijn hartslagader brengt intussen het vochtgehalte langzaam weer op peil.
Andrés hart herstelt zich in de dagen erop snel. „Dat merkte ik eerst nog niet, trouwens. ’s Maandag voelde ik mij voor het eerst iets beter. Iets. Daarna ging het snel: donderdag stond ik voor het eerst even naast mijn bed.”
Terwijl zijn bloedwaardes langzaam een positieve ontwikkeling laten zien, blijft Vanessa’s toestand ”stabiel kritiek”. Twee weken lang. Hierbij blijft ze kunstmatig in coma. André: „Ze heeft het grootste drama –rondom haarzelf– niet meegemaakt.” Haar man des te meer. Hoe meer hij opknapt, hoe beter de slechte toestand van zijn vrouw tot hem doordringt. „Ik was niet helder, maar zag wel dat ze heel slecht lag. De verplegers zeiden het ook: „We maken ons grote zorgen.””
Van de grote onrust die hun lot al die weken in Nederland –en vooral de schipperswereld– veroorzaakt, heeft hij amper weet. „We leefden op een eiland.” Hij is vol lof over zijn ouders en schoonouders, die al die weken om het stel heen hebben gestaan. „En niet alleen zij. We hebben een heel warme familie- en vriendenkring; ze hebben waanzinnig veel voor ons gedaan.”
Hoop
Het duurt lang voordat André weer hoop krijgt. Niet als Vanessa’s hart op 12 december weer zelfstandig gaat functioneren. Noodgedwongen, want de hart-longmachine moet eraf vanwege het infectiegevaar. „Het was toen erop of eronder.” Niet als Vanessa kneepjes begint te geven. „Waarschijnlijk was het een reflex. Net als baby’s doen.” Niet als de artsen haar met heel voorzichtige stapjes –en soms noodgedwongen een stap terug– dag na dag verder uit haar coma halen. „We wisten niet in hoeverre haar hersenen beschadigd waren.” Pas als ze in zijn hand blijft knijpen, telkens als André haar hierom vraagt, durft hij te gaan hopen op een goede afloop.
Als ze vervolgens een delier –ernstige verwardheid– krijgt, geeft dit zijn hoop een forse knauw. „Het leek erop dat er een kasplantje van haar zou overblijven. Niemand wist hoe het zou aflopen.” Het delier gaat na een week over, en na een revalidatieproces waarin zijn vrouw heel snel vooruitgaat, gebeurt het ongelooflijke: op 2 januari mag ze het ziekenhuis verlaten. Tweeënhalve week na haar man. „Dat is het voordeel van fosfine”, analyseert André achteraf: „Zodra het gas eruit is, kan het lichaam zich weer herstellen. Hoe sneller dit gebeurt, hoe beter. Dat is bij mij, en later bij Vanessa ook gebeurd.”
Gevolgen
De grote vraag is wat de gevolgen op langere termijn voor de Ouderkerkers zal zijn. André zal er in elk geval volledig van herstellen, hebben artsen hem verzekerd. „Maar het zal in de praktijk moeten blijken.”
Over hun bijna-dodelijke ervaring wil de Ouderkerker nuchter terugkijken. „We kunnen er gewoon over praten. Dat hebben we ook heel veel gedaan.” Maar dat hij nu anders in het leven staat, kan de niet-kerkelijk meelevende schipper niet zeggen. „Ik heb geen plannen om een weeshuis in Afrika te starten of zo. Weet je, varen is mijn passie. Ik ben opgegroeid in de schipperswereld en werk daar al sinds mijn 17e in. Ik vaar nu anderhalf jaar voor mezelf, en alles vind ik mooi. We zijn wekenlang aan de wal geweest, we zijn er wel klaar mee. We vinden het fijn om ons oude leven weer te hebben.” Wel heeft hij nu een peperdure gasdetectiemeter aan boord. „Ik ga niet meer zonder zo’n ding naar bed.”