De verdachte stak op 13 april vorig jaar zijn eigen woning aan de Hilledijk in Rotterdam in brand. De bovenbuurman kon niet meer op tijd wegkomen. Hij was uit het raam geklommen, naar beneden gevallen en vervolgens aan zijn verwondingen overleden.

In de woning van de verdachte ontdekte de brandweer resten van motorbenzine en verpakkingsmaterialen. De man is tevens verdachte in een Belgische moordzaak. Volgens het OM heeft het er alle schijn van dat hij de brand heeft gesticht om zichzelf een uitweg uit die strafzaak te bieden.

De verdachte heeft steeds verklaard de brand niet te hebben aangestoken. Hij beweerde dat bij de brand voor hem ontlastend bewijsmateriaal in de Belgische moordzaak verloren is gegaan. De rechtbank vindt het echter niet aannemelijk dat de brand door iemand anders is aangestoken.

De rechtbank oordeelt dat de Rotterdammer „onherstelbaar leed heeft toegebracht aan de familie en vrienden van het slachtoffer”. Daarnaast leverde de brand ook gevaar op voor de bewoners van omliggende panden.

Justitie had vorige maand tijdens de behandeling van de zaak een gevangenisstraf van twaalf jaar geëist.