Mondelinge toestemming nu voldoende voor inzien medisch dossier
Voor het inzien van een medisch dossier gedurende de coronacrisis vindt de Autoriteit Persoonsgegevens een mondelinge toestemming van de patiënt voldoende. Eigenlijk moet die toestemming schriftelijk gebeuren, zoals wettelijk is vastgelegd, maar de privacywaakhond wil vanwege de huidige situatie tijdelijk een uitzondering maken.
Echter, ook in deze drukke coronaperiode mogen artsen op een huisartsenpost of eerste hulp van een ziekenhuis niet zonder toestemming van een coronapatiënt in diens medisch dossier bij de huisarts kijken, benadrukt de autoriteit nog maar eens. Tenzij een patiënt daar niet toe in staat is.
Die waarschuwing staat ook in een brief aan minister Martin van Rijn (Medische Zorg), zo bevestigt de autoriteit een bericht van NRC. De waakhond zegt dat Van Rijn heeft laten weten dat hij een tijdelijke regeling wil die inzage zonder toestemming vooraf van patiënten mogelijk maakt. Zo wil hij wat doen aan de moeizaam verlopende selectie van coronapatiënten op de huisartsenposten en spoedeisende hulp omdat bij een deel van hen de medische gegevens niet zomaar kunnen worden ingezien.
Van de 17 miljoen Nederlanders heeft bijna de helft toestemming gegeven voor het delen van hun medisch dossier. Ongeveer een miljoen geeft juist geen toestemming. In beide gevallen blijft die keuze gerespecteerd. Voor wie geen keuze heeft doorgegeven verandert er dus wel wat. Tijdelijk kan dat (mondeling) ter plekke worden doorgegeven, zodat per direct toegang is tot de gegevens. Los daarvan kunnen (nog gezonde) mensen ook nu hun keuze altijd veranderen.
„Medische gegevens betreffen gevoelige, zeer persoonlijke informatie, waarop het medisch beroepsgeheim van de arts rust. De bescherming daarvan is een fundamenteel privacybeginsel, dat ook nu overeind moet blijven”, aldus voorzitter Aleid Wolfsen van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Het ministerie van Volksgezondheid laat desgevraagd weten dat het over de tijdelijke uitzondering overlegt met het Openbaar Ministerie, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Autoriteit Persoonsgegevens zelf. De aanbevelingen die de waakhond doet in de brief „zijn in lijn met hoe het ministerie de tijdelijke versnelling voor het inzien van persoonsgegevens voor zich ziet”.