Zalm spreekt verwijten tegen
Minister Zalm van Financiën heeft nooit de gedachte gehad dat private financiers reeds voor de aanleg van de Betuweroute geld zouden steken in deze goederenspoorlijn. Hij sprak woensdag voor de commissie–Duivesteijn bovendien tegen dat het kabinet ten onrechte deze „schone schijn" heeft opgehouden.
„De Tweede Kamer had kunnen vermoeden dat de private financiering van anderhalf miljard gulden niet gegarandeerd was." Het was wel de inzet van het kabinet om dit geld in een latere fase op tafel te krijgen. De private financiering werd in 1999 uit de boeken geschrapt, toen het onwaarschijnlijk was geworden dat financiers met dit geld over de brug zouden komen.
De commissie–Duivesteijn voelde Zalm hierover aan de tand, nadat oud–CDA–Tweedekamerlid Leers had gezegd dat de Tweede Kamer „voor het lapje was gehouden”. CDA–Minister Maij (Verkeer) had in 1993 beloofd, dat er geen schop de grond in zou gaan zonder private financiering. Maij werd opgevolgd door Jorritsma (VVD), die in november 1994 met haar partijgenoot Zalm besprak dat de aanleg niet afhankelijk mocht zijn van private financiering vooraf. Zalm zag dat niet als een wijziging in het beleid die gemeld moest worden aan de Kamer. Hij was destijds van mening dat private financiering vooraf de belastingbetalers uiteindelijk alleen maar geld zou kosten. De onzekerheden waren dermate groot, dat financiers dan een hoog rendement zouden bedingen.
Zalm moest de commissie ook uitleggen waarom hij in 1995 niet achter het advies van het Centraal Planbureau (CPB) stond om de Betuwelijn „gefaseerd” aan te leggen. Zalm zei dat het CPB weliswaar minder positief stond tegenover de Betuwelijn dan voorheen, maar nog steeds van mening was dat de bijdrage aan de welvaart in een goede verhouding stond tot de kosten. Aan gefaseerde aanleg kleefde volgens Zalm het bezwaar dat een hele nieuwe procedure nodig zou zijn om later alsnog de spoorlijn aan te leggen. Dat zou vijftien jaar kunnen duren en Zalm wilde niet het risico lopen dat in die tijd het goederenverveoer per spoor vast zou lopen.
Zalm sprak oud–topambtenaar Van Wijnbergen tegen, die de commissie–Duivesteijn verteld had dat het kabinet in 1998 een commissie van hoge ambtenaren „passeerde” bij een belangrijk besluit over de Betuweroute, omdat die ambtenaren er tegen zouden zijn. „Ik vrees dat zijn geheugen hem in de steek liet,” zei Zalm. De Interdepartementale Commissie Economische Structuurversterking (ICES) had de avond voor het kabinetsbesluit nog vergaderd en vond het zelf niet nodig een nieuw advies te geven over de Betuweroute, aldus Zalm.