‘Rechtbank moet bepalen waarover kroongetuige moet verklaren’
Het Openbaar Ministerie wil dat de rechtbank beslist waarover kroongetuige Nabil B. moet verklaren en waarover hij dat niet hoeft. B. is kroongetuige in het liquidatieproces Marengo, rond de vermeende liquidatiebende van hoofdverdachte Ridouan Taghi, en heeft tientallen belastende verklaringen over Taghi en andere verdachten afgelegd. In ruil daarvoor heeft het OM hem een gehalveerde strafeis toegezegd.
B. (32) wordt in het kader van Marengo vervolgd voor zijn betrokkenheid bij twee liquidaties en bij twee pogingen daartoe. Hij kan wat het OM betreft voor deze feiten een straf van 12 jaar (in plaats van 24) tegemoet zien.
Sinds 17 januari is B. tien keer gehoord bij de rechter-commissaris. Advocaten van de Marengo-verdachten kregen daarbij de gelegenheid hem aan de tand te voelen. Tijdens die verhoren is discussie ontstaan over de „omvang van de verklaringsplicht” van de kroongetuige.
Verhoren van een kroongetuige leiden geregeld tot complicaties. Een kroongetuige is niet alleen getuige, maar ook verdachte. In die hoedanigheid heeft hij het recht om te zwijgen, omdat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Een getuige kan zich beroepen op het zogeheten verschoningsrecht. Dat dient onder meer om een getuige niet te dwingen naasten te belasten. Het OM vindt dat B. een ruimer verschoningsrecht toekomt dan de rechter-commissaris eerder heeft bepaald.
In de overeenkomst met justitie heeft B. de verplichting op zich genomen te verklaren over moord en pogingen tot moord en over de criminele organisatie. In totaal heeft B. over twaalf moorden verklaard. Momenteel staan er vijf moorden op de aanklacht tegen Taghi c.s.