Vaak geen baan voor jongere zonder diploma
Vier op de tien jongeren zonder diploma op mbo2-, havo- of vwo-niveau hebben geen werk. „Het is voor hen lastig om een baan te vinden en als ze wel werk hebben, is dat vaak op een laag niveau”, legt onderwijssocioloog Tanja Traag uit.
De arbeidsparticipatie onder de 181.000 jongeren zonder startkwalificatie, een diploma op mbo2-, havo- of vwo-niveau, is aanzienlijk lager dan onder de jongeren die wel zo’n diploma hebben gehaald. Dat bleek woensdag uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Zo’n 70.000 van de jongeren zonder startkwalificatie hebben namelijk geen baan. Van de jongeren die wel zo’n papiertje hebben, is slechts één op de tien werkloos.
Jarenlang groeide het aantal jongeren zonder startkwalificatie, weet Traag, werkzaam bij het CBS. In 2019 was dat voor het eerst niet meer het geval. Die stagnatie is gemakkelijk te verklaren, vindt de onderwijssocioloog. „De overheid heeft de laatste jaren ingezet op goede begeleiding naar het onderwijs of de arbeidsmarkt. Dat werpt zijn vruchten af.”
Het aantal jongeren zonder startkwalificatie wordt kleiner, maar de problematiek onder hen juist groter, merkt Traag. „Er is de afgelopen jaren dusdanig gefilterd dat de groep zonder mbo2, havo- of vwo-diploma nu bestaat uit hele kwetsbare jongeren die door –vaak ernstige– beperkingen niet in staat zijn deel te nemen aan onderwijs of arbeidsmarkt.”
Routinematig
Bijna 32.000 jongeren willen wel werken, maar kunnen geen werk vinden.
Hoewel in het onderzoek van het CBS niet is gevraagd naar de redenen daarvoor, heeft Traag wel een vermoeden. „Als je geen diploma hebt of een diploma op een lager niveau dan mbo2, kom je maar voor een beperkt aantal vacatures in aanmerking.”
De jongeren zonder startkwalificatie, maar met baan, werken dan ook vaak op de beroepsniveaus 1 en 2: banen met eenvoudige en routinematige handelingen, zoals lader, losser en vakkenvuller.
Daarnaast ziet de onderwijssocioloog dat door de technologische vernieuwingen het aantal banen op die niveaus afneemt. „Steeds meer dingen kunnen machinaal gebeuren. Daar ondervinden deze jongeren nadeel van.”
Bijna 39.000 jongeren geven aan niet op zoek te zijn naar een baan, omdat ze niet kunnen of willen werken. Zo’n 23.000 van hen kampen met ziekte, beperkingen of lichamelijke en psychische problemen. Waardoor de overige 16.000 jongeren thuiszitten, is in de enquête niet gevraagd.
Of het aantal laagopgeleide jongeren in de toekomst zal afnemen, durft Traag niet te zeggen. „Dat weten we pas over een paar jaar.”