Oorlogsmuseum Arnhem aast op Diogenesbunker
Directeur Eef Peeters van het Arnhems Oorlogsmuseum 40-45 is er klaar voor. Dolgraag verhuist hij zijn collectie naar de immense Diogenesbunker in de bossen bij Arnhem. Daar moet het grootste oorlogsmuseum van Europa komen.
Eigenaar Rijksvastgoedbedrijf liet al eerder doorschemeren van het enorme en historisch unieke gebouw af te willen. Medio 2020 zou het dan te koop komen te staan. In 2017 liet de provincie Gelderland onderzoeken welke toekomstmogelijkheden er zijn voor de 61,5 meter lange en 39,5 meter brede bunker. Het rapport concludeert: „De indrukwekkende bunker schreeuwt als het ware om een museale functie en is een belevingsplek bij uitstek.”
Op dit moment doet het majestueuze verdedigingswerk, dat 249 verschillende ruimten telt, voornamelijk dienst als depot- en archiefruimte. Daarnaast hebben politie en hulpdiensten er de servers van het communicatiesysteem C2000 ondergebracht. Een veiliger plek dan achter de stalen deuren en 3,5 meter dikke betonnen muren is er niet. Een poging van de Duitsers zelf om van binnen uit met twee vliegtuigbommen de bunker in september 1944 op te blazen haalde weinig uit. Alleen van het interieur bleef weinig over.
De Diogenesbunker –sinds 2000 Rijksmonument– is volgens de provincie Gelderland een uniek object. De 6000 vierkante meter grote kazemat vlak bij vliegveld Deelen was tijdens de oorlog een cruciaal onderdeel van de luchtverdediging in Noordwest-Europa. Vanuit Grossraumgefechtsstand Diogenes, zoals het door de bezetter genoemd werd, kon niet alleen het vliegverkeer in het gebied in de gaten worden gehouden, maar werden ook de acties van de Luftwaffe gecoördineerd. Er werkten continu honderden mensen in ploegendiensten. De bunker was bomvrij, gasdicht en zelfvoorzienend, met eigen installaties voor verwarming, elektriciteit en klimaatbeheersing.
Neergeschoten
De Diogenesbunker speelde een belangrijke rol in de luchtoorlog boven Nederland en een deel van West-Europa. In totaal verloren de geallieerden in de oorlog 10.321 vliegtuigen, waarvan er 7308 werden neergeschoten door Duitse jagers. In Nederland stortten meer dan 4200 geallieerde vliegtuigen neer. Het Nederlandse vluchtcentrum was daarvoor mede verantwoordelijk.
Het Arnhems Oorlogsmuseum 40-45 is de eerste serieuze gegadigde die een poging doet om de nieuwe eigenaar te worden van het complex dat op een steenworp afstand ligt van het voormalige schoolgebouw waar het museum nu gehuisvest is. Vrijdag werd het bedrijfsplan gestuurd naar ondermeer de provincie Gelderland en de gemeente Arnhem.
Het particuliere museum is vermoedelijk niet de enige gegadigde. Al eerder toonde Museum Vliegbasis Deelen belangstelling, evenals het Airborne Museum in Oosterbeek, dat daar een deel van zijn archief zou willen opslaan.
Volgens eigenaar Peeters van het Arnhemse oorlogsmuseum past zijn collectie naadloos in de plannen van de provincie. „Gelderland wil dat de toekomstige activiteiten in de bunker in relatie staan tot de Tweede Wereldoorlog, met specifiek ook aandacht voor de luchtoorlog. Wij hebben veel Duits materiaal in ons museum, zowel wapens als voertuigen. We groeien op dit moment en moeten uitbreiden. De Diogenesbunker zou perfect bij ons passen. We zouden kunnen samenwerken met andere oorlogsmusea. Verzamelaars hebben ook al aangeboden om hun oorlogsmemorabilia in de bunker te exposeren. Maar alleen al van onszelf hebben we 200 aangeklede poppen. Die 249 kamers kunnen we makkelijk vullen.” De museumdirecteur vermoedt bovendien dat in de kelder, die onder water staat, zich nog Duitse voertuigen uit de oorlog bevinden.
Bezoekers
Peeters verwacht met de verhuizing ook een grote slag te kunnen maken in bezoekersaantallen. Nu liggen die op 20.000 per jaar. „Ik verwacht daar te beginnen met minimaal 70.000 bezoekers. Er mogen 800 mensen tegelijk naar binnen en de bunker zelf is al een bezoek waard, nog los van de collectie. In het gebouw willen we zoveel mogelijk de situatie van die tijd nabootsen, met ook het 32 meter lange vluchtleidingscentrum. Daarnaast hangen we aan de plafonds enkele vliegtuigen, waaronder een Duitse Messerschmitt en Engelse Spitfire. Buiten komen dan diverse pantservoertuigen te staan. Al met al willen we van de Diogenesbunker het grootste oorlogsmuseum van Europa maken.”