Martin de Heer heeft oog voor de wereld in details
Als op oudjaarsavond Jesaja 40:6 klinkt –„Een stem zegt: Roept! En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras”– dan zet dat tekenaar Martin de Heer tot eindeloos nadenken aan. Omdat er een vraag in zit, en omdat het over gras gaat.
Martin de Heer is bezig met een grasveldje. Op vierkantjes van 15x15 centimeter maakt hij met een fijne pen, liefst met een punt van 0,1 of 0,05 millimeter, studies van gras. In één ervan duikt opeens het hoofd van de Russische schrijver Tolstoj op; tussen andere sprieten schuilt een moeder met een kind. In mei volgend jaar hoopt hij er 36 te hebben, dan is hij er een jaar mee bezig en is het project af.
Naast zo’n tekening staat bijvoorbeeld: ”Studie naar een waarschijnlijk uit de boom gevallen takje”. Of: ”Spreuken 8:35”. Behalve gras tekent De Heer nog veel meer: mensen, kastanjes, dieren. Hij twittert erover als @Emha76, en schrijft er dan iets bij als „Je moet net zolang oefenen tot je niet meer kunt zien dat je geoefend hebt”, en bij een close-up van gras tussen klaver: „Uitzicht van een schaap dat tijdens de Kerstnacht alleen maar eet”.
De Heer, die drie tot vier dagen per week werkt als leerkracht van groep 8, heeft altijd een dummy bij de hand, zo’n notitieboekje met blanco blaadjes. Op twee A5-pagina’s schreef hij zomaar Prediker 1 over – aan de randen een reeks zwart-witte pentekeningetjes; in het midden de teksten, over „al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol (…). Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken (…). Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon.”
Meestal tekent Martin de Heer in zwart-wit. „Ik ben kleurenblind”, zegt hij. „En kleur voegt bij mij vaak weinig toe aan een tekening.”
Maar vanwaar al dat gras?
„In een oudejaarspreek hoor je vaak de woorden uit Jesaja 40, over een stem die roept. Daar heeft het mee te maken, maar tegelijk niet alleen daarmee, want ik vind het gewoon grappig om naar gras te kijken. De een houdt van landschappen, een ander van inzoomen op details, waarbij je ontdekt dat er in iets kleins dingen schuilen waar je anders zomaar aan voorbij zou lopen.”
En u kiest voor inzoomen.
„Ik kies bijna altijd voor inzoomen. Je hebt mensen die, zodra ze aankomen op hun vakantieadres, direct in de auto stappen voor een bezienswaardigheid verderop. Ik loop het liefst een rondje om het huisje, en de dag erna opnieuw, elke dag hetzelfde rondje. Omdat je dan steeds meer ziet – of hetzelfde steeds iets anders en dieper.”
Wat betekenen die kriebelige woorden naast die grastekening – ”Je moet ervan houden” en ”Van mij hoeft het niet”?
„Als ik teken, komen er steeds zinnetjes boven; die schrijf ik dan naast de tekening. Ik kan me voorstellen dat ik nu dacht aan een reactie van iemand die naar mijn werk keek en zei: „Wat? Een vrouw in het gras met een kind, moet dat nou? Je moet ervan houden…”
Ja, dit lijkt op een dagboek, maar de grastekeningen zijn tegelijk een project op zich. In het Van Goghmuseum zag ik houtskooltekeningen van de Engelse kunstenaar David Hockney: vijf keer vijf bospaadjes. En die vond ik zo ontzettend mooi, dat ik dacht: als je dat met bospaadjes kunt doen, kan zoiets ook met gras. Hockney’s tekeningen zijn 55x75 centimeter, de mijne 15x15, dus ik heb er wat meer nodig om een grasveldje te krijgen. Een Japanse kunstenaar maakte 36 uitzichten op de Fuji. Laat ik dan 36 uitzichten op een polletje gras maken.” Martin de Heer glimlacht. Vleugjes zelfspot, ernst en diepzinnigheid wisselen zich voortdurend af terwijl hij praat.
Doet u dit allang? Tekenen?
„Mijn hele leven al, eigenlijk. Tekenen was vooral leuk; ik maakte cartoons. Maar toen in 2001 mijn schoonouders overleden, veranderde er wat. Die schrik van de roepstemmen – ik vroeg me af: waar draait het allemaal om, en waar heb je houvast aan? Het allerbelangrijkste zijn toch God en Zijn Woord, en wat betekent dat in mijn leven? Ik ging op zoek met de middelen die ik had, en dat zijn mijn ogen en mijn handen. Iedereen heeft talenten van God gekregen, en ik denk dat de vraag uit de gelijkenis van de talenten erg belangrijk is: wat heb je ermee gedaan? Je mag ze niet in de grond stoppen; je moet ermee woekeren. Alleen ontdekte ik ook dat het helemaal spaak liep.”
Hoezo dat?
„Ik tekende van alles, maar God loven – dat lukte maar niet. Ik liep voortdurend tegen mijn grenzen aan. Ik kwam erachter dat in mijn werk wel veel vragen lagen, maar geen antwoorden – daarvoor moet je bij de Bijbel zijn. En dat is nog steeds zo. Ik probeer tekeningen te maken tot eer van God, maar het wringt en schuurt en klopt niet.
Vaak maak ik zomaar een krabbeltje. Maar ik teken wel elke dag. Dat moet. Sinds 2012 houd ik bij hoeveel uur ik teken, omdat ik ergens las dat je 10.000 uur iets moet doen voordat je echt iets beheerst – en ik zit nu op 4900 uur. Als ik niet weet wat ik moet tekenen, denk ik: begin gewoon, ga maar uren draaien.”
Van wie moet dat?
„Van mezelf. En misschien ook van God. Gemiddeld teken ik één à twee uur per dag – als ik vrij ben meer, op werkdagen minder. Ik werk drie tot vier dagen op school, al twintig jaar, nu voor groep 8. Geweldig beroep! Ja, als ik over het onderwijs ga praten, ben ik nog wel even bezig.
Ook daar kun je inzoomen, hè. Je kunt in één les een heel werelddeel behandelen via een dvd, dat doe ik weleens, maar je kunt ook beginnen bij een postzegel van Michiel de Ruyter, waarachter dan een hele serie zeehelden blijkt te zitten.”
Waarom is dat kleine ook in het onderwijs zo belangrijk?
„Ik denk dat we het niet redden met alleen maar vluchtig dingen aanraken. Je kunt proberen alle zorgen in de klas in één keer te verhelpen, maar daarmee loop je vast. Als je begint met het luisteren naar één kind, het gesprek aangaat en een vertrouwensband opbouwt, dan zijn daarmee de moeilijkheden de wereld niet uit – maar misschien kun je wel één kind redden, waarmee je dan toch de hele wereld redt, zoals een bekend gezegde luidt.
Tegenwoordig wordt er in het onderwijs vooral van bovenaf gekeken. Er wordt telkens een nieuwe richting bedacht die we in dienen te slaan. Het bouwen vanaf de basis is uit het oog verloren, misschien ook wel doordat te veel mensen tegelijk vluchtig naar de klas kijken.” Fulltime leer- krachten die rustig en geconcentreerd te werk gaan: die zijn hard nodig, vindt De Heer. En meer meesters. „Word(t) ook meester!” twittert hij later.
„Kinderen leren wel om mondig te zijn, maar basale kennis, rust en concentratie missen ze. Ze krijgen zoveel informatie, het is fantastisch wat er allemaal mogelijk is in allerlei spetterende lessen, maar het gevaar is dat ze van de ene op de andere kick willen overspringen. Als kinderen zeggen dat ze een les saai vinden, hoeft dat geen slecht teken te zijn.”
Naar de basis, dus. Zou je gras de basis van een basis kunnen noemen?
„Als je gras nogal basaal noemt, heb je er nooit goed naar gekeken… De mooiste doelpunten worden toch gemaakt op echt gras?
Oké, gras is misschien wel onaanzienlijk, en omdat er zoveel van is loop je eraan voorbij. Maar ik trok er een keer met mijn fototoestel op uit toen het zacht miezerde, de grassprietjes zaten vol kleine druppeltjes, en door zo’n druppel heen zag ik dat de nerf op een spriet dan net iets verspringt.
Ik hoorde pas iemand zeggen dat je God niet kunt ontmoeten in de natuur. Ik denk dat hij ermee bedoelde dat er meer voor nodig is om tot bekering te komen. Maar volgens mij heeft de ene mens andere antennes heeft dan de andere. Waar de een alles krijgt aangereikt door het Woord, ontvangt een ander het misschien ook wel via beelden. Dat is een gevaarlijk statement, want ik weet ook wel dat geloof uit het gehoor is; dat blijft staan. Maar het kan toch zijn dat de een in de natuur vooral losse letters ziet, en een ander in staat is daar een zinnetje van te maken?”
Werk van u en andere kunstenaars van Korf was dit jaar te zien in ”Bij ons in de Biblebelt”, de goedbezochte expositie in het Catharijneconvent in Utrecht. Hoe kijkt u daarop terug?
„Het was een mooie tentoonstelling, die zorgvuldig en met liefde is samengesteld. Ik hoorde dat er heel veel gesprekken op gang zijn gekomen – en ik denk dat dát het vooral tot een geslaagde tentoonstelling heeft gemaakt. Omdat reformatorische mensen gingen uitleggen wat hen bezielt en wat ze geloven. Daarbij bleef de vraag overeind: wat moet je als een artefact achterlaten in een museum, en welke boodschap geef je door aan de volgende generatie? Dat is uiteraard een vraag; ik heb geen antwoord.
Wat ik zo mooi vond, is wat de oude mevrouw Blankenstijn –haar foto stond op de affiche van het museum– zei toen ze de expositie bezocht: hier zie je de vorm, maar waar het echt om gaat, zit vanbinnen. En dat zij God groot maakte.”
Op zondag was het werk van de kunstenaars niet te zien, er hing een doorzichtig gordijn voor. Wat vond u daarvan?
„Het was een práchtige vondst van het museum om op deze manier de zondagsrust aanschouwelijk te maken.”
Iets heel anders… Ooit bent u begonnen met tekeningen te maken bij ”De Christenreis” van John Bunyan. Waarom, en wat tekent u dan?
„Als een kind ”De Christenreis” leest, krijgt hij te maken met een man in een knickerbocker uit de 17e eeuw die allerlei dingen meemaakt in de 17e eeuw. Hoe zou het eruitzien als je die christen in het heden vanuit de stad Verderf laat vertrekken? vroeg ik me af. En waar bestaat dat pak met zonden dan uit? Uit materialisme soms; zwemt Christen nu in het geld? Wie komt hij tegen? In het boek is sprake van een grot waar de paus met botjes om zich heen zit boos te wezen – zo’n plaatje zou er nu misschien wel niet meer in komen.
Tijdens het tekenen kwam ik erachter dat de reis van iedere christen persoonlijk is. En als je altijd aan het inzoomen bent, zoals ik, blijf je soms te lang stilstaan op hetzelfde plekje. Of er ligt opeens een pluk gras op de weg.”
Waarom juist ”De Christenreis”?
„Omdat het een zeer relevant boek is. Bij tekenen gaat het om urgentie; als je iets maakt dan moet het belangrijk genoeg zijn. In het verhaal zit ontzaglijk veel fantasie, en je kunt er als tekenaar zoveel mee. Alleen, ik ben ook bang –nou ja, bang– dat mensen het liefst die vertrouwde christen uit de 17e eeuw zien, en niet de variant met hedendaagse valkuilen.”
Maar gelukkig geeft het niet wat mensen van uw kunst vinden…
„Dat zég ik wel altijd, maar als bij alle kunst wordt dit nogal persoonlijk, en dan doet het je heus wel iets wat mensen ervan zeggen.”
Wilt u het ooit af krijgen, of eigenlijk niet?
„Ik wil het graag af krijgen, absoluut. Maar wellicht gebeurt dat wel op een andere manier dan ik nu denk.”
Welke fragmenten uit het boek spreken u het meest aan?
„Daar zijn er tal van, legio. Maar een ontzettend mooi moment is als dat pak, dat zondenpak naar beneden rolt bij het kruis van de Heere Jezus – en dat het pak dan verdwijnt… Dát tekenen vereist een groot concentratievermogen en gaat gepaard met eerbied, verdriet en blijdschap. Terwijl op een ander moment Apollyon en monsters verschijnen, met tronies die je aangrijnzen; en dan weer duivels, engelen en vuur. Zo’n kakafonie aan beeld.”
Wat zijn belangrijke bronnen voor u, behalve het boek van Bunyan? In tweets citeert u onder anderen denkers als Blaise Pascal, Tolstoj en C. S. Lewis, en kinderboekenschrijvers.
„In ”Twee beleefde dieven” van Joke van Leeuwen las ik een verhaaltje over een oude vrouw. Over haar werd nogal schamper gedaan, want zij ging nooit ver weg. Als anderen op reis gingen, pakte zij haar vergrootglas, waarmee ze bijvoorbeeld langs het gordijn liep, waar ze dan een mug zag, enorm uitvergroot. Ze sneed een rode kool open en volgde al die weggetjes van de kool. Ze zag zo ontzettend veel terwijl ze van die dichtbije reizen maakte. Zo’n verhaal vind ik geweldig.
Verder heb ik dit ontdekt: Kierkegaard was een zoeker, Pascal was een zoeker, Augustinus was een zoeker, Lewis was een zoeker.
Theologen en filosofen hebben vragen; ze draaien eromheen, in positieve zin, en ze hebben niet direct een antwoord – maar intussen kun je wel kauwen op wat zij schrijven. Soms zijn er momenten dat ik denk, nú begrijp ik het, maar als ik een bladzij verder ben, snap ik er niks meer van. Een quote van Pascal zou heel goed een grassprietje kunnen zijn.”
Het jaar 2019 is bijna voorbij. Hoe kijkt iemand die grassprietjes tekent naar het nieuws van dit jaar?
Martin de Heer formuleert altijd bedachtzaam, en soms gaat hij door met het antwoord op een vraag terwijl de volgende al gesteld is. Deze keer blijft het lang stil. Dan, in enkele volzinnen: „Alle kleine stemmen verenigen zich tot een groot geluid, met veel ophef en bombarie. Ook in het onderwijs werd dit jaar actie gevoerd en veel geld gevraagd, terwijl extra geld soms helemaal de oplossing niet is. Ik luister graag naar één stem tegelijk en heb helemaal niks met massale protesten.
Verder moet ik uitkijken dat ik niet immuun word voor het grote leed in de wereld. Ik voel niet veel bij een artikel over een aanslag met honderden doden. Maar ik word wel geraakt door een foto die inzoomt op details; één vluchteling, één vlinder, één schildpad verstrikt in plastic. In feite wou ik dat ik in de middeleeuwen leefde, zodat ik het nieuws uit het naburige dorp pas de volgende week zou horen, in plaats van de volgende minuut, rauw op je dak.”
Martin de Heer
Martin de Heer (1976) woont in Sliedrecht en geeft sinds 2000 les op de Johannes Calvijnschool in Leerdam. Behalve meester van groep 8 is hij bestuurslid van de reformatorische kunstenaarsvereniging Korf. Hij is getrouwd met Mariska en heeft twee kinderen (van 10 en 12 jaar).
Op Twitter noemt hij zich „prentenmaker & onderwijzer & boekenliefhebber & notulist van kleine zaken (miniaturist)”.
De groei van het grasproject waaraan Martin de Heer werkt is te volgen op Instagram.