Onvoldoende opvang voor zwerfjongeren
De opvang voor zwerfjongeren schiet tekort. Preventie, signalering, hulpverlening, begeleiding, dag- en nachtopvang en nazorg zijn niet sluitend.
Dat staat in een rapport dat de Algemene Rekenkamer donderdagmiddag presenteerde. In maart vorig jaar kon staatssecretaris Vliegenthart van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vragen van de fracties over zwerfjongeren niet goed beantwoorden. Daarom verzocht de Kamer de Rekenkamer een rapport uit te brengen over de opvang van zwerfjongeren.
Volgens het onderzoeksinstituut is de organisatie voor de opvang van weggelopen of weggestuurde jongeren onvoldoende. Dat komt omdat de landelijke overheid bij de overdracht van dit beleidsonderdeel aan provincies en gemeente de verantwoordelijkheden niet goed heeft vormgegeven. Daarvoor moeten zo snel mogelijk praktische oplossingen komen.
Eind jaren tachtig is de uiterste leeftijd waarop jongeren voor jeugdhulpverlening in aanmerking kunnen komen, teruggebracht van 23 tot 18 jaar. Dat is gebeurd vanwege bezuinigingen. Jongeren vanaf 18 zijn sinds die tijd aangewezen op de maatschappelijke opvang door gemeenten. Daar passen ze eigenlijk niet, omdat daar ook zwervers en alcoholisten tussen zitten.
De laatste tien jaar zijn er meer jongeren in een crisissituatie gaan zwerven. Hoeveel er dat zijn is niet bekend, omdat er geen goede registratie is. De Algemene Rekenkamer schat dat het gaat om 2700 tot 4700 dak- en thuisloze jongeren tussen de 15 en 25 jaar. Zij hebben vaak ernstige psychosociale problemen, zijn afkomstig uit gebroken gezinnen, zijn met school gestopt, zijn verslaafd of gedragen zich crimineel.
Omdat de omvang van de hulpvraag niet voldoende in beeld kan worden gebracht, kan de Rekenkamer niet aangeven of de resultaten van de instellingen die zich met hulpverlening bezighouden, voldoende zijn. Het ministerie heeft ook geen duidelijke beleidsdoelstellingen geformuleerd.
In een reactie zegt staatssecretaris Vliegenthart dat ze dit jaar nog zal overleggen met de gemeenten en hulpverleners om te kijken hoe de keten van opvang beter georganiseerd kan worden en welke rol het Rijk daarbij kan spelen.