Bijbels mensbeeld is basis van opvoeding
De Bijbel ziet de mens als een geestelijk wezen dat bestaat uit lichaam en ziel en voor wie het aardse leven een doorgang is naar een eeuwig bestaan. Dit mensbeeld staat steeds meer ter discussie, ook onder christenen, terwijl het juist een onmisbare bril is om hedendaagse seculiere ideologieën te doorzien en te ontmaskeren.
Vraag willekeurige mensen op straat om in pakweg twintig woorden de mens te omschrijven. Sommige antwoorden laten zich raden. „Een zoogdier dat vergeleken met andere dieren erg intelligent is en goed kan communiceren”, zegt een bioloog. „Een potentiële stemmer”, vindt de politicus. „Een nummer”, zegt de Belastingdienst. „Een individu met een vrije wil”, meent een filosoof.
Mochten er ook christenen op straat lopen, dan zijn die het ook niet meteen met elkaar eens. „Het pronkjuweel van Gods schepping”, vindt de een. „Gods oogappel”, zegt een ander. „Een medereiziger naar de eeuwigheid”, formuleert een derde. Weer een ander: „Lees Romeinen 3 maar, daar staat mijn portret.”
Burgerschap
Het gaat hier om een heel serieuze kwestie. De afgelopen weken is in politiek Den Haag diep nagedacht over de doelen en de inhoud van het onderwijs en vooral over het leergebied burgerschap. Het onderwijs moet leerlingen toerusten „om op basis van eigen idealen, waarden en normen te functioneren in een democratische en diverse samenleving”, stelde een projectgroep. Mooi dat scholen hun eigen accenten mogen leggen. Maar dan luistert het nauw welk wereldbeeld en welke mensvisie zo’n leerling meekrijgt. Burgerschapsonderwijs begint met een Bijbels mensbeeld.
Het belang hiervan kan nauwelijks overdreven worden. De hervormde theoloog dr. W. Aalders schreef in 1977 een artikel in De Reformatorische School, waarin hij de school vergeleek met de stadspoort van het Bijbelse plaatsje Naïn. De school is „als het ware de doorgangsfaze van de geborgenheid van het gezinsleven naar de wijde horizon van de cultuur. Tussen die beide polen beweegt zij zich in Christus’ naam.”
In Naïn groeit het kind op: „een oord van godsvrucht, reinheid, geborgenheid. Een oord ook van afzondering.” Daar, in het christelijk gezin, krijgt het kind zijn „grondervaringen van de diepten en hoogten van het bestaan” mee. In de stadspoort staat de christelijke leraar die zorgvuldig voortborduurt op het fundament dat in het gezin is gelegd. In de ogen van Aalders is de leraar ook een beetje vader of moeder. Hij is de poortwachter van Naïn. Hij vormt het kind en beschermt het tegen de duivel, die het gemunt heeft op de vrouw en haar zaad.
Een belangrijke taak van de leraar is het ontmaskeren en bestrijden van de ideologie van de revolutie. Aalders doelt daarbij op de seculiere tijdgeest, die gericht is tegen de scheppingsorde, tegen het gezin en tegen de ziel van het kind, die „bestemd is voor het Koninkrijk der hemelen.”
Met dat laatste raakt hij de kern: een van de hoofdtaken van opvoeders en onderwijzers is het bijbrengen van een Bijbelse visie op de mens. Kinderen zijn geschapen om God te verheerlijken. Zo zou dichter-predikant Ledeboer het in de negentiende eeuw verwoord hebben als het hem was gevraagd: „… kinderen zijn door den Heer’ / gegeven Zijnen Naam ter eer, / te zingen in het hemelrijk.”
Overigens biedt de stadspoort van Naïn nog een andere les. De baar met het lichaam die de stad werd uitgedragen, predikt de boodschap van de dood, die het gevolg is van de zonde waardoor de mens onbekwaam is tot het goede en geneigd tot het kwade. Dat kinderen in het Koninkrijk der hemelen komen, is dus allerminst vanzelfsprekend want ook hun portret staat in Romeinen 3. „De Heere Jezus moet woning in onze harten komen maken”, zegt ds. Ledeboer hierover. Alleen door het plaatsvervangend lijden en sterven en door de opstanding van Christus is er eeuwig leven voor allen die in Hem geloven.
Jonge aarde
Zo ontstaat een Bijbelse visie op de mens als een geestelijk wezen dat bestaat uit lichaam en ziel en voor wie het aardse leven een doorgang is naar een eeuwig bestaan. Dat is uiteraard geen nieuwe gedachte, maar waar het mij nu om gaat, is dat dit mensbeeld steeds meer ter discussie staat, ook onder christenen, terwijl het juist een onmisbare bril is om hedendaagse seculiere ideologieën te doorzien en te ontmaskeren. Een paar voorbeelden:
Abortus als vrouwenrecht. Wie ervan overtuigd is dat de mens zich fundamenteel onderscheidt van een dier, omdat hij over een ziel beschikt en naar Gods beeld geschapen is, kijkt anders aan tegen een jong embryo. Dat is geen klompje cellen, geen mens in wording, maar een volwaardig en beschermwaardig menselijk individu. Je hebt dus geen echoscopie nodig om te bepalen tot wanneer een moeder zo’n klein mensje het leven mag benemen. Het heeft evenveel rechten als de moeder en de massale abortuspraktijk moet net zo goed afgeschaft worden als slavernij en net zoveel afkeer oproepen als de vondst van 39 lichamen in een container.
Een voorbeeld dat meer in eigen vlees snijdt, is de dubbelhartige houding onder christenen: het onderscheid dat velen maken tussen het leven op zondag en doordeweeks, alsof het op zondag om de ziel gaat en doordeweeks om het lichaam. Wie dit leven leeft als een pelgrims en beseft dat zijn ziel al aan een eeuwig bestaan begonnen is, maakt daar geen knip en is beducht voor de linzenmoes van deze tijd.
Een derde voorbeeld is het denken over het ontstaan van het leven. De overtuiging dat er een leven is na de dood veronderstelt het geloof in een geestelijke werkelijkheid die niet te verklaren is met de natuurwetten. Wie daar rotsvast van overtuigd is, zet geen vraagtekens bij de opstanding uit de doden en de opstanding van Christus. Die raakt ook niet overstuur als de Bijbel bericht over de schepping en een jonge aarde, ook al botst dat met natuurwetenschappelijke theorieën. Hij ontdekt dan dat harmoniseren van de evolutiegedachte met de scheppingsgeschiedenis meer vragen opwerpt dan oplost.
Er zijn nog veel meer voorbeelden te noemen waarbij deze mensvisie leidt tot nuchterheid of juist tot radicale, tegendraadse keuzes: de discussies over euthanasie, orgaandonatie, kunstmatige intelligentie, genderneutraliteit of seksualiteit. Telkens gaat het om dezelfde grondhouding bij de interpretatie van de Bijbel, namelijk dat die niet omgebogen wordt tot die aansluit bij het menselijke verstand, zijn gevoelens of waarnemingen of bij de huidige samenleving. Het hoort juist andersom: dat dat verstand eerbiedig buigt voor de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord dat de wil van God volkomen bevat en pas dan de theologische discussie aangaat.