Trippelende pootjes op de ziekenhuisvloer
Diverse buitenlandse ziekenhuizen hebben dieren in dienst. In het Shaare Zedek-ziekenhuis in Israël wonen konijnen; in Japan ging onlangs een aaihond met pensioen. Staan viervoeters binnenkort ook in Nederlandse ziekenhuizen op de loonlijst?
Vier cavia’s, wat ratjes en vijf konijnen. Braaf zitten ze te wachten tot het hun beurt is om geknuffeld te worden. In de centrale hal van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) is het deze middag dierenspeeluur.
Meike (9) uit Dronten heeft een cavia op schoot. Gretig knabbelt het beestje aan een wortel. Meike ligt anderhalve week in het ziekenhuis, vertelt haar moeder. In beide oren hoort ze slecht, maar de dokters zijn er nog niet achter waardoor dat komt. Het uurtje knuffelen met dieren is een welkome afleiding voor de jonge patiënte.
„Thuis heb ik twee katten”, vertelt Meike. „Ze heten Pappie en DJ.” DJ is volgens haar de „liefste kat van de wereld.” Pappie is „niet zo knuffelig.” Meike mist haar eigen dieren wel nu ze in het ziekenhuis ligt. „Ik heb er één nachtje om gehuild.”
Huisdieren mogen in het WKZ in uitzonderlijke gevallen op bezoek komen bij hun baasje: alleen bij patiënten die ernstig ziek zijn of die langer dan twee weken in het ziekenhuis liggen. Dat geldt –gelukkig– waarschijnlijk niet voor Meike. „Ik mag morgen misschien naar huis.”
Op schoot bij de elfjarige Matthijs uit Vlijmen is een klein, bruin konijn neergezet. Het neusje gaat op en neer. Matthijs –vanwege zijn spierziekte in een rolstoel– heeft longontsteking en is in het ziekenhuis voor controle. Hij kwam de dieren „gewoon tegen.” Thuis heeft hij een hond en een konijn. Wat dit exemplaar met hem doet? „Ik word er rustig en blij van.”
Op de grond staan her en der rennetjes waar de dieren in rondlopen als ze niet op schoot zitten. Voor de ratten is zelfs een heus huis meegetroond. In één van de rennen ligt een Vlaamse reus loom uitgestrekt. Voor hem vandaag geen kinderschootjes: zijn rug is te zwak om opgetild te worden, legt Melanie Dost van kinderboerderij Griftsteede uit. Samen met nog een vrijwilliger assisteert Dost vandaag bij het dierenproject.
Stabiliteit
Dat de kinderen genieten van de knuffelsessie is duidelijk, maar hoe blijft het voor de dieren leuk? Dost en haar collega’s hebben daar een trucje voor bedacht: mandjes. Geen enkel dier zit direct op de schoot van een kind, maar altijd in een mandje. „Dat zorgt voor rust en stabiliteit”, legt Dost uit. „Zo hebben de dieren geen last van de wiebelende kinderbeentjes.”
Dost raakte een aantal jaar geleden betrokken bij het project, dat 25 jaar bestaat. Een echte opleiding –één die ingaat op de relatie tussen dieren en kinderen– voor het dierenproject volgde ze niet.
Op het punt van professionele aanpak van dieren in ziekenhuizen valt nog veel te winnen, vindt Marie-José Enders, hoogleraar antrozoölogie aan de Open Universiteit en adviseur en initiatiefnemer van stichting Animal Assisted Interventions in Zorg, Onderzoek en Onderwijs (Aaizoo). „Het werk wordt soms gedaan door lieve, goedwillende vrijwilligers, zonder enige achtergrond van dierengedrag. Ook vrijwilligers horen opgeleid te zijn, vind ik. Er zouden interdisciplinaire cursussen moeten zijn, waarbij professionals uit verschillende vakgebieden elkaar wijzer maken.” Want een verpleegkundige weet niet vanzelf iets over dierengedrag, en de vrijwilliger van een kinderboerderij weet doorgaans niet zoveel van zieke kinderen.
Iemand moet volgens Enders aardig wat in huis hebben om professioneel met zowel mens als dier om te kunnen gaan. „Je moet stresssignalen bij de dieren herkennen. Daarnaast is het belangrijk te weten hoe je om moet gaan met ernstig zieke mensen. Daarbovenop komt nog eens kennis van hygiëne en protocollen in instellingen.”
Op dit moment zijn er volgens Enders nog geen eenduidige richtlijnen voor professioneel omgaan met dieren in zorginstellingen. „Het is een warboel. Er zijn enerzijds goed opgeleide mensen en anderzijds mensen die zomaar een hond, paard of kat uit de kast trekken en dierentherapeut gaan spelen. Dat vind ik zorgelijk.” Er zit wel ontwikkeling in de houding ten opzichte van dieren in de zorg. „Diverse Europese organisaties, waaronder het Nederlandse Instituut voor Antrozoölogie en de International Association of Human-Animal Interaction Organizations (Iahaio), werken samen aan kwaliteitseisen voor opleidingen en cursussen.”
Dierenambulance
De medewerkers van de Utrechtse kinderboerderij Griftsteede nemen alleen ‘getrainde’ dieren mee naar het speeluurtje op het WKZ, vertelt vrijwilliger Melanie Dost. Als bewoners van de kinderboerderij zijn ze de aandacht van kleine mensen van jongs af aan gewend. Om het uitstapje naar de patiënten van het WKZ –een ritje van tien minuten– zo aangenaam mogelijk te maken, worden de beestjes vervoerd met de dierenambulance. Dat heeft ook een praktische reden, vertelt Dost. „De dierenambulance heeft een goed aircosysteem. Daardoor blijft het in de auto lekker koel. Vooral op hete dagen erg belangrijk voor de dieren.”
De medewerkers van Griftsteede letten erop dat er tijdens de knuffelsessie –eens per twee weken– genoeg groenvoer voor de konijnen, cavia’s en ratten aanwezig is en dat de kinderen de dieren niet zelf oppakken. Heel af en toe moet Dost ingrijpen. „Er zitten kinderen bij die druk zijn of die bijvoorbeeld gedragsproblemen hebben. Zij gaan soms een beetje ruw met de beestjes om. Ik laat dan zien hoe ze het dier wel moeten aaien.”
Blaastraining
De kinderen die deze middag in het WKZ zijn, doen heel voorzichtig. Bij het rattenhuis staat Daley (4). Hij ligt niet zelf in het ziekenhuis, maar is bij zijn broer op bezoek. Af en toe aait hij een ratje over zijn kop. Eng vindt hij ze niet. En dieren is hij gewend: thuis heeft hij een hond en drie katten.
De elfjarige Lisa uit Woerden ligt sinds begin van de week in het ziekenhuis. Ze krijgt er blaastraining omdat ze vaak blaasontsteking heeft. Welke dieren ze al op schoot heeft gehad? „Een cavia, een rat en een konijn.” Kiezen welke het liefste is, vindt ze niet moeilijk. „De cavia.”
Lisa is voor de tweede keer bij het knuffeluurtje. Even iets anders dan de training die ze krijgt. „Het helpt wel om even met de dieren te knuffelen”, denkt ze. Verlangend kijkt ze naar de forse Vlaamse reus, links op de grond in zijn ren. „Die zou ik thuis wel willen.”
Het UMC Utrecht is een uitzondering in Nederland. In de meeste ziekenhuizen zijn dieren niet welkom. Volgens Wouter van der Horst, woordvoerder van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) heeft dat een hygiënische reden: ziekenhuizen zijn bang voor besmetting met de ziekenhuisbacterie MRSA (zie ”Hoe groot is het risico op MRSA-besmetting nu echt?”). Het enige welkome dier is de geleidehond.
Marie-José Enders, die diverse empirische onderzoeken deed naar de relatie tussen dier en mens, herkent het argument van hygiëne. Terwijl dat volgens haar niet steekhoudend is. „Epidemiologen in Amsterdam hebben onderzocht welke bacteriën dieren meebrengen in het ziekenhuis. Volgens hen zijn dieren bij patiënten geen probleem als de gewone hygiëne in acht genomen wordt.” Gewone hygiëne: dat betekent handen wassen voor en na het contact met de dieren. En alleen knuffelen met gezonde exemplaren.
Afleiding
Omgaan met dieren zou de stress bij patiënten kunnen verminderen, blijkt uit diverse onderzoeken. Dat ziet ook Aline Kalisvaart, pedagogisch medewerker in het WKZ. „Dieren en kinderen zijn een goede combinatie.”
„Er was hier net een meisje dat een halfuur een frame om haar hoofd moest dragen. Daar zag ze enorm tegenop”, vertelt Kalisvaart. „Doordat ze bij de dieren was, ging dat halfuur zo voorbij.” Volgens de pedagogisch medewerker is het lastig om exact te zeggen welk effect het contact met de dieren heeft op het herstel van de kinderen. Tegelijk is ze ervan overtuigd dat ieder moment dat een kind plezier heeft, bijdraagt aan zijn genezingsproces.
De komst van dieren in het ziekenhuis wordt afgestemd tussen de diverse afdelingen in het WKZ. „Als pedagogisch medewerker overleggen we met de kinderarts welke kinderen naar beneden mogen”, vertelt Kalisvaart. „Een kind met een lage weerstand of een open wond mag er bijvoorbeeld niet heen. Dan is het risico op infectie te groot.”
Kinderboerderij Griftsteede adviseert welke dieren het meest geschikt zijn voor het knuffelmoment in het ziekenhuis. „Dat zijn veelal de kleinere dieren: cavia’s, konijnen, ratjes. Eén keer zijn er geitjes geweest. Kippen mogen hier niet komen.” Pluimvee zou meer gezondheidsrisico’s met zich meebrengen.
Om de hygiëne te waarborgen, letten de pedagogisch medewerkers erop dat de kinderen voor en na het aaien van de dieren hun handen wassen met handenalcohol. Dat is voldoende om een allergische reactie bij kinderen die op dezelfde zaal liggen, te voorkomen.
Ondanks de positieve effecten blijven de activiteiten met dieren in het WKZ schaars. Eens per maand komt er een aaihond langs; af en toe mag een huisdier van een patiënt op bezoek komen in de speelkamer van de afdeling.
Kalisvaart vindt het jammer dat er in het WKZ niet meer activiteiten zijn met dieren. „Wat we nu doen, wordt gewaardeerd door de collega’s en door ouders. Ze weten dat het contact met dieren een goede invloed heeft op de patiënten. En het is echt niet lastig te regelen.” Er lijkt onder het ziekenhuispersoneel nog teveel onwetendheid te zijn over de positieve gevolgen van het dierenbezoek.
Om half vier ruimen de medewerkers de spullen weer op. Konijnen, ratten en cavia’s worden ingeladen; mandjes opgestapeld. Terug naar de kinderboerderij. Aan een tafeltje zit Jazzlynn (5) uit Waalwijk. Ze ligt al tweeënhalve week in het ziekenhuis met een salmonellabesmetting. Vandaag voelt ze zich voor het eerst weer zo goed dat ze naar beneden kan. De dieren waren een mooie verrassing, vertelt ze. „Ik ging met mama een rondje lopen en toen waren de dieren er opeens ook.” Jazzlynn is een echte dierenvriend: thuis heeft ze een paar konijntjes en een kat.
Het knuffelen zorgt voor wat afleiding, vertelt haar moeder. Tegelijk is het heftig voor de vijfjarige, die twee weken in isolatie lag. „De omgevingsgeluiden van langslopende mensen zijn te veel. Ik denk dat er ruimtes zijn met een betere akoestiek hiervoor.”
Nog vier weken moet Jazzlynn in het ziekenhuis blijven. Vervelend, maar ze kan in ieder geval nog twee keer naar de dieren toe. „Dan ga ik ze weer knuffelen”, glundert ze.
Spanning
De inzet van dieren in Nederlandse ziekenhuizen staat volgens hoogleraar Marie-José Enders letterlijk in de kinderschoenen. Alleen kinderziekenhuizen als het WKZ, het Emma Ziekenhuis in Amsterdam en de kinderafdeling van het Maastricht UMC+ laten ze toe.
Anders is dat in het buitenland. In het San Joa de Deu Ziekenhuis in het Spaanse Barcelona komen dieren al veel langer structureel langs in het ziekenhuis, weet Enders. „Er is daar een hele afdeling met AAT (zie ”Dieren aan het werk”). Een groep honden assisteert dagelijks bij therapie op de kinderafdeling. En er zitten honden in de wachtkamers, om spanning bij mensen weg te nemen.”
Enders weet verder van een neurorehabilitatiekliniek in Basel, waar mensen met ernstig hersenletsel zijn opgenomen. Paarden, varkens, kippen, cavia’s en poezen worden daar in dierondersteunde therapie ingezet. „Dat lijkt helemaal niet op therapie”, aldus Enders. „Het werkt fantastisch goed. Dat zachte velletje en de warmte van het dier, daar reageren mensen met niet-aangeboren hersenletsel vaak wel op.”
Ook in het Universitair Ziekenhuis in Brussel (UZ) zijn dieren welkom. Paarden, honden en katten mogen er op bezoek komen. Naast het UZ staat bovendien Villa Samson. Dieren van zieke patiënten wonen daar net zolang tot hun baasje weer naar huis mag. „Voor veel mensen is hun huisdier toch ook familie”, vertellen patiënten in een documentaire die het Belgische weekblad Knack maakte. „Als je lang in het ziekenhuis ligt, kan je wel je familie op bezoek hebben maar niet je huisdier.”
Infuuspaal
„Ik wil eerst de rat op schoot!” klinkt het door de speelkamer op de kinderafdeling van het Maastricht UMC+. Evi (10) uit Susteren komt binnen met een stralend gezicht. Achter haar een infuuspaal. Even later zit ze op een stoel – konijn op schoot. „Ik vind het leuk om de dieren te knuffelen”, verklaart ze. „Ze zijn lekker zacht en lief.”
Door haar taaislijmziekte is Evi vaak in het ziekenhuis te vinden. Nu ligt ze er ongeveer een week. Vandaag mag ze voor het eerst het bed uit, vertelt haar oma die naast haar zit. „Even ontsnappen.”
Een witte kip is het volgende ‘slachtoffer’. Hij heeft er nog niet zo’n trek in, fladdert rond door de ren die op de grond is gemaakt. Behalve wat konijnen, twee kippen en een aantal ratten lopen er cavia’s rond op het blauwe zeil. Nieuwsgierig kijken ze om zich heen. Een bruin-wit konijn graaft aan de rand een denkbeeldige gang.
Medewerkers van kinderboerderij De Heeg –op acht minuten rijafstand van het ziekenhuis– tillen de dieren van de kinderschoot terug de ren in, en andersom. Rob Noordhoek, voorzitter van het bestuur, houdt een oogje in het zeil.
Twee jaar werken kinderboerderij en ziekenhuis nu samen, vertelt Noordhoek. „Het ziekenhuis heeft contact met ons gezocht voor dit project.”
Niet alle kinderboerderijdieren zijn volgens Noordhoek geschikt voor de Beestenboel. „De dieren die hierheen komen, moeten aaibaar en rustig zijn. Varkens, paarden en pony’s kunnen niet mee.” Wel heeft Noordhoek eens kleine geitjes meegebracht. Jonge schapen en fleslammeren, die met de fles worden grootgebracht, zijn wat hem betreft ook prima aaimaatjes.
Noordhoek snapt het bezwaar dat het onhygiënisch zou zijn dieren in het ziekenhuis toe te laten. Toch zijn er volgens hem genoeg maatregelen te treffen die de risico’s inperken. „Al onze dieren zijn ingeënt tegen Q-koorts; de kippen ook tegen de vogelgriep. We hebben bovendien een zoönose-certificaat gekregen: dat bewijst dat het risico op besmetting van dier naar mens tot een minimum is beperkt.”
Hangoor
Noordhoek en zijn twee assistenten van De Heeg letten erop dat het knuffeluurtje leuk blijft voor de konijnen, kippen en cavia’s. „Deze dieren zijn wel wat gewend. Op de kinderboerderij hebben we ook een knuffelhoek. Ik let voortdurend op het uiterlijk van de dieren. Ziet een beestje er gestresst uit, dan zetten we het even terug in zijn kooi. Dieren die het hier tussen de kinderen niet fijn vinden, gaan de volgende keer niet meer mee.”
Op schoot bij Fay (8) uit Susteren zit een konijn met hangoren. Het klein beetje wit bij zijn ogen verraadt dat de hangoor niet helemaal op zijn gemak is. Fay vindt het „leuk” om met de dieren te knuffelen. Thuis heeft het meisje een hond, maar die mag niet op bezoek komen.
Arian (12) uit Cadier en Keer is in het ziekenhuis voor zijn astma. Op schoot een zwarte cavia. De dieren maakt Arian voor de eerst keer mee. Een fijne afleiding, vindt hij. „Anders zit je maar in je kamer op je telefoon.”
Na de cavia wil hij het konijn nog wel op schoot. Eén dier heeft hij liever niet in zijn buurt: de kip. „Dat is mijn grootste angst. Ik ben vroeger gepikt door een kip.”
Spuit
De medische staf was bij de plannen voor het project in 2016 meteen positief, vertelt kinderverpleegkundige Manon van Caldenborgh, vanaf het begin bij de Beestenboel betrokken. Het Maastricht UMC+ trof de nodige maatregelen op het gebied van hygiëne: de dieren komen langs in de speelkamer net buiten de kinderafdeling, na het knuffelen wassen de kinderen hun handen met handalcohol. Door samen te werken met een kinderboerderij, waarborgde het medisch team ook de gezondheid van de aanwezige dieren. „Alle dieren zijn ingeënt”, aldus Van Caldenborgh.
De verantwoordelijk arts bepaalt of een kind naar de Beestenboel mag. „Kinderen met grote wonden of die allergisch zijn voor dieren, kunnen er uiteraard niet bij zijn.” Op elke kinderschoot ligt een grote, witte lap. „Kraamverband”, lacht Van Caldenborgh. „Dat ligt normaal om een kraambed heen. Zodat de kinderen schoon blijven voor het geval een dier plast.” Het verbaast de kinderverpleegkundige dat dieren niet in meer ziekenhuizen een plek krijgen. „Het lijkt nog niet zo doorgedrongen dat dit een mogelijkheid is. Mensen vinden het onwennig. Maar hier zien we dat het prima kan.”
Internationaal wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat mensen minder pijn en klachten ervaren wanneer ze therapie krijgen met dieren. Kinderen zouden zelfs minder medicatie nodig hebben.
Dat een hond, poes of konijn het verschil kan maken bij een patiënt, zag Marie-José Enders van Aaizoo met eigen ogen toen ze op bezoek was in een ziekenhuis in Barcelona. „Een meisje lag te wachten op een spuit met pijnstilling, want ze had erge pijn. „Ik wil de hond zien”, riep ze. „Toe dan maar”, zei de zuster. De hond mocht even op het bed zitten. Het meisje aaide hem en knapte daar helemaal van op. Toen de zuster later met de spuit kwam, hoefde ze die niet eens meer.”
Operatiekamer
Heeft het knuffelmoment, één keer per maand, ook voor de Limburgse kinderen zo’n groot effect? „Ik zou het nog minder fijn vinden in het ziekenhuis als de dieren er niet waren”, vertelt Fay in de speelkamer van het ziekenhuis. Van Caldenborgh ziet de kinderen opfleuren door het contact met de dieren. „Ze kijken ernaar uit. Sommige kinderen willen langer in het ziekenhuis blijven liggen omdat de dieren nog langskomen.”
Voor een enkeling komt de Beestenboel deze middag bijzonder goed uit. Een jonge patiënt moet onder het mes. Hij was onrustig, vertelt Van Caldenborgh. Net voor hij naar de operatiekamer werd gebracht, mocht hij nog even knuffelen met de dieren. „Nu is hij rustig naar de OK gegaan.”
Dieren aan het werk
Dierenactiviteiten in de zorg worden onderscheiden in vier varianten:
Animal Assisted Activities (AAA). Dieren bezoeken bijvoorbeeld zieken of ouderen om hen op te vrolijken.
Animal Assisted Therapy (AAT). Het dier heeft een rol in therapie, bijvoorbeeld om een patiënt te motiveren bij het revalideren.
Animal Assisted Education (AAE). Dieren komen in de klas en helpen leerlingen met het verbeteren van sociale vaardigheden en cognitief functioneren.
Animal Assisted Coaching (AAC). Dieren (vaak honden en paarden) worden door coaches gebruikt bij het coachen van mensen.
Hoe groot is het risico op MRSA-besmetting nu echt?
Nederlandse ziekenhuizen vrezen met dieren de MRSA-bacterie binnen te halen, een ziekteverwekker die huidinfecties kan veroorzaken en resistent is tegen veel antibiotica. Hoe terecht is hun angst? Volgens het RIVM kan de MRSA-bacterie inderdaad voorkomen bij verschillende diersoorten en van dier op mens worden overgedragen. Vooral varkens, vleeskalveren en vleeskuikens vormen een risico. Maar ook gezelschapsdieren als honden, katten en konijnen kunnen de bacterie sporadisch bij zich dragen. Besmetting met de MRSA-bacterie vindt vooral plaats via direct huidcontact. Goede hygiëne –zoals de handen wassen na contact met dieren– kan een infectie voorkomen.