„Reanimatiebeleid moet zorgvuldig”
Verzorgingshuizen die openheid van zaken geven over hun reanimatiebeleid moeten daarbij zorgvuldig te werk gaan. Een mondelinge toelichting heeft daarbij de voorkeur boven een toelichting per brief.
Dat zei coördinator Alie van Dijk van het Consultatiepunt van de Nederlandse Patiënten Vereniging NPV dinsdagmorgen in reactie op de onrust die is ontstaan na berichten over nieuw beleid in de verpleeghuizen van Zorggroep Meavita in de regio Haaglanden.
Bij het consultatiepunt van de NPV komen jaarlijks zo’n 100 tot 130 vragen binnen. Tussen de 10 en de 15 procent daarvan heeft volgens Van Dijk te maken met het reanimatiebeleid van zorginstellingen. Het gros daarvan heeft echter betrekking op het reanimatiebeleid van ziekenhuizen en niet op dat van verzorgingshuizen, zo benadrukt Van Dijk. „Bij ziekenhuizen komen dit soort dingen nadrukkelijker aan de orde, omdat vragen over een eventuele reanimatie daar vaak actueler zijn. Bijvoorbeeld bij patiënten die in kritieke toestand worden opgenomen.”
Op het reanimatiebeleid van ziekenhuizen valt volgens de NPV-woordvoerster weinig aan te merken. „De meeste ziekenhuizen leggen het initiatief bij de patiënt of diens familie. Slechts een klein aantal laat expliciet weten geen reanimatie te zullen uitvoeren. Doet zich dat voor, dan blijkt het in het merendeel van de gevallen te gaan om een beslissing die medisch-technisch gezien verantwoord is.”
Dat nu ook verpleeg- en verzorgingshuizen ertoe overgaan hun reanimatiebeleid toe te lichten, is volgens Van Dijk een goede ontwikkeling. Wel is het volgens haar zaak dat ze daarbij zorgvuldig te werk gaan. „Ik herinner me een voorval waarbij een verzorgingshuis per brief aan alle bewoners liet weten niet meer te zullen reanimeren. Naar aanleiding van een melding die wij daarvan kregen, hebben wij familieleden geadviseerd het huis te vragen om een medische onderbouwing.”
Niet reanimeren betekent niet dat de bewoners aan hun lot worden overgelaten. Zorgcentra doen er verstandig aan dit beleid goed toe te lichten, aldus Van Dijk. „Het stelt mensen gerust als ze weten dat er bij ontstekingen wel een antibioticakuur wordt toegediend of dat het verzorgingshuis beschikt over een verantwoord vocht- en voedingsbeleid. Verder wil het besluit om niet te reanimeren niet zeggen dat het verzorgingshuis afziet van een ziekenhuisopname. Dat is een andere afweging.”
In het algemeen, stelt Van Dijk, is een nadere toelichting van de NPV op de voors en tegens van reanimatie toereikend om bezorgde familieleden gerust te stellen. „Voor veel mensen is het een redelijk onbekend verschijnsel. Wij wijzen er bijvoorbeeld op dat reanimatie bij een grote groep mensen geen kans van slagen heeft.”
Dit weekeinde vroegen de Tweede-Kamerfracties van CDA en SP om een onderzoek naar reanimatie in verpleeghuizen naar aanleiding van de ontstane onrust. In reactie daarop liet directeur W. Weeder van de Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen (NVVA) maandag weten dat het reanimatiebeleid van verpleegtehuizen weloverwogen is. Meavita liet zaterdag al weten de richtlijnen van de NVVA te volgen.