I. A. Diepenhorst (1916-2004)
Ellenlange volzinnen starten en die keurig afronden: dat was het handelsmerk van de zaterdag op 88-jarige leeftijd overleden oud-minister van Onderwijs prof. mr. I. A. Diepenhorst.
Behalve door zijn ministerschap -van 1965 tot 1967 in de kabinetten Cals en Zijlstra- werd Diepenhorst vooral bekend door de gloedvolle redes die hij tot op hoge leeftijd her en der in het land hield en door zijn optreden in een tv-forum in de jaren zestig. Als forumleider stelde hij voor de NCRV-televisie zijn medeforumleden steevast aan de kijkers voor met de woorden: „Rechts van mij, voor de kijkers links…”, een formulering die vervolgens door velen is overgenomen.
Tot voor enkele jaren konden bezoekers van CDA-congressen nog genieten van zijn retorische talenten, als ”Iekje” -zoals Diepenhorst vanwege zijn kleine postuur wel werd aangeduid- weer eens het woord nam om over een of andere actuele kwestie zijn licht te laten schijnen. Zijn met archaïsche termen doorspekte volzinnen waren lang niet aan iedereen besteed, maar zijn relativeringsvermogen en subtiele humor maakten de toespraken van het ietwat parmantige mannetje voor niemand saai of vervelend.
Isaäc Arend Diepenhorst werd in 1916 in Rotterdam geboren. Hij was een telg uit een gereformeerd geslacht dat politici en geleerden voortbracht. Zijn vader (G. A.) en oom (P. A.) waren beiden kamerlid voor de ARP. Ook zijn neef en naamgenoot (I. N. Th.) was in de jaren vijftig en zestig lid van de Tweede Kamer.
I. A. Diepenhorst zat, voor hij minister van Onderwijs werd, dertien jaar in de Eerste Kamer. Na zijn ministerschap zat hij nog een aantal jaren in de Tweede Kamer, en later opnieuw in de Senaat. De voormalige ARP’er met de grijze haardos, de zware stem en de hoornen bril gold binnen het CDA als uitgesproken rechts. Zelf was hij het daar niet mee eens. „Met die bewering zit men er volstrekt naast. Ik ben namelijk niet rechts, ik sta links van het midden.”
Behalve in de politiek roerde hij zich in onderwijs en wetenschap. Negenendertig jaar lang was hij hoogleraar aan de Vrije Universiteit (VU), aanvankelijk in het strafrecht, later in de algemene staatsleer en de parlementaire geschiedenis. Twee keer was hij er rector-magnificus. Aan de VU behoorde hij in de naoorlogse periode tot de vernieuwers die het gereformeerde bolwerk wilden openbreken.
Als onderwijsminister in de kabinetten Cals en Zijlstra kreeg hij stormen van protest over zich heen vanuit de studentenbeweging, die zich in die tijd erg deed gelden. Diepenhorst keerde zich tegen deze vorm van actievoeren. In zijn ogen waren de studentenprotesten een gevolg van te ver doorgevoerde democratisering. Desalniettemin zei hij steeds open te staan voor discussie, mits de beweringen van studenten goed onderbouwd waren met argumenten.
De vrijgezelle Diepenhorst reisde altijd met de trein en nam alleen spreekbeurten aan in plaatsen van waaruit hij ’s avonds nog tijdig met openbaar vervoer thuis kon komen. Aanvankelijk deed hij dat omdat zijn moeder, met wie hij in het ouderlijk huis in Zeist woonde, opbleef tot haar zoon thuis was. Later omdat hij niet al te laat naar bed wilde.
Diepenhorst was binnen zijn partij in bepaalde opzichten een buitenbeentje. Toen protestantse politici daar nog veel moeite mee hadden, trad hij op zondag op in het tv-programma ”Het Capitool”, waar hij soms op het nippertje aankwam omdat hij eerst -hij had preekbevoegdheid in de Gereformeerde Kerken- elders had gepreekt. Diepenhorst was een liefhebber van het verzamelen van sportfeiten. Vooral het boksen mocht hij graag volgen. Omdat hij ervan hield de dingen moeilijk te zeggen, sprak hij over deze sport als over ”pugilistiek”.