Commandant Irak vraagt om kalmte
Al-SAMAWAH (ANP) - „We hebben begrip voor alle commotie bij het thuisfront in Nederland. Maar de achterban moet ook vertrouwen hebben in onze professionaliteit. Dat vertrouwen, daar hebben we recht op, als we hier in Irak de poort uitgaan.”
Dat zei de commandant van de ongeveer 1350 Nederlandse militairen in Irak, luitenant-kolonel Kees Matthijssen, vrijdag vanuit het Nederlands kamp Camp Smitty in al-Samawah in een telefonisch gesprek met het ANP.
Matthijssen heeft een bewogen week achter de rug, waarin wachtmeester Jeroen Severs van de Koninklijke Marechaussee om het leven kwam en vijf andere militairen ernstig gewond raakten. Het afgelopen etmaal lijkt de toestand in de ’Nederlandse’ provincie al-Muthanna zich weer iets te stabiliseren, meent Matthijssen.
De grote rechtstreekse aanval van afgelopen zaterdag was „een verschrikkelijk harde gewaarwording, die ons met de neus op de harde realiteit heeft gedrukt”, stelt Matthijssen. Maar na een paar dagen draagt iedereen de dood van collega Jeroens Severs professioneel en „is de focus weer helemaal op het werk.”
De Nederlanders werden afgelopen zaterdag volledig verrast door een omvangrijke hinderlaag in al-Rumaythah. Het vuurgevecht had op verschillende locaties plaats en duurde vier uur. De lokale bevolking had de Nederlanders niet gewaarschuwd voor de komst van milities van Al-Sadr.
Matthijssen zegt dat hij nog steeds „de overtuiging heeft dat de meerderheid van de lokale bevolking gesteld is op de Nederlanders en een vreedzaam bestaan wil opbouwen. Het zijn moeilijke tijden voor de lokale bevolking, nu de milities van Al-Sadr hier ook komen. Het is niet zo dat ze ons helemaal geen informatie meer geven, maar het wordt wel minder. We hebben aanwijzingen dat de lokale bevolking wordt geïntimideerd.”
Matthijssen wijt de sterk verslechterde situatie in al-Muthanna aan de strijd tussen de Amerikanen en de sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr in Najaf, dat op niet veel meer dan 80 kilometer van het Nederlands gebied ligt. „Sinds de spanningen in Najaf zagen we ook een verslechtering in ons gebied. De afgelopen 24 uur is het overigens weer relatief rustig”, aldus Matthijssen.
Het onderzoek naar de hinderlaag van afgelopen zaterdag loopt nog steeds. Waarom waarschuwde niemand van tevoren de Nederlanders voor de aanval? Waarom schoten de Iraakse veiligheidsdiensten, die samenwerken met het bataljon van Matthijssen, de Nederlanders niet te hulp? Het zijn vragen waarop ook de commandant nog geen antwoord kan geven.
Wel geeft hij aan zeer tevreden te zijn met de door minister Kamp toegezegde versterkingen in de vorm van twaalf Patria-pantserwielvoertuigen, extra terreinwagens met mitrailleurs en zestig infanteriemilitairen. Om nog zwaarder geschut als YPR-pantservoertuigen of Leopard-tanks heeft hij niet gevraagd.
Matthijssen benadrukt dat de militairen overdag nog vrij normaal kunnen optreden en dat het daarom niet gevaarlijker is om extra civiel-militaire projecten voor de bevolking op te zetten. De hoop is dat daarmee de bevolking meer gesteld raakt op de Nederlanders en ze een volgende keer bij een dreigende hinderlaag zal waarschuwen.
Ondertussen doen de Nederlanders weer gewoon hun werk. „We hebben gepast en zeer waardig aandacht besteed aan het overlijden van wachtmeester Severs. Hij lag opgebaard op de basis en iedereen kon afscheid nemen.” Vrijdagavond hielden de militairen een herdenkingsdienst, tegelijkertijd met de wake in Nederland.
Tijd om lang te rouwen, is er niet in het zuiden van Irak. „We moeten opnieuw die poort uit. We beseffen dat we ons moeten concentreren op het werk. Natuurlijk is er spanning, maar er is zeker geen angst. Iedereen is nu nog alerter dan voorheen. En we hebben extra veiligheidsmaatregelen genomen.”
Zo wordt er voorlopig niet meer lopend gepatrouilleerd over de markt en zijn andere patrouilles teruggebracht tot alleen de „strikt noodzakelijke.”
Toch moet er af en toe nog in open jeeps gereden worden. „Vanuit een Patria-pantservoertuig kun je niet met de lokale bevolking praten. Maar als het niet verantwoord is, doen we het niet.” Verder worden de steden zo veel als mogelijk gemeden, en gaan de patrouilles zwaarder bewapend en beveiligd op pad. Helemaal veilig wordt het echter nooit, geeft Matthijssen toe. „Dat is het risico van het vak.”