„Crèches beschadigen ontwikkeling kind”
„Baby’s die meer dan dertig uur per week in crèches zijn, hebben veel kans dat ze zich in sociaal-emotioneel opzicht niet goed ontwikkelen. Ze krijgen gedragsproblemen, zoals slecht stil kunnen zitten en het verstoren van anderen in hun spel. De overheid moet daarom ophouden vrouwen de arbeidsmarkt op te jagen.”
Prof. dr. Marianne Riksen-Walraven, sinds anderhalve week hoogleraar in de ontwikkelingspsychologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, heeft uitgesproken opvattingen over de invloed van crèches op kinderen tot twee jaar.
Ze baseert haar oordeel mede op een Amerikaans onderzoek. Daarbij waren meer dan 1000 kinderen betrokken. Een deel van de groep groeide thuis op bij moeder en vader, anderen gingen enkele uren naar de crèche, weer andere enkele tientallen uren, een laatste groep bracht veertig tot vijftig uur per week in een kinderdagverblijf voor. „Daaruit blijkt dat kinderen die meer dan dertig uur per week in een crèche verblijven, een duidelijk risico hebben op afwijkend gedrag. Ze kunnen slecht stilzitten, hebben moeite met concentratie, zijn agressiever en zijn geneigd anderen te storen in hun spel. De kwaliteit van de kinderopvang speelt daarbij wel een rol. Hoe beter de kinderopvang, hoe kleiner het risico. De gedachte was dat als de kwaliteit goed is, de kinderen geen negatieve effecten zouden ondervinden. Dat klopt niet. Ook al is de kwaliteit van de kinderopvang optimaal, dan nog blijkt er een grens te zitten aan de hoeveelheid uren opvang die jonge kinderen kunnen hebben zonder gedragsproblemen te ontwikkelen.”
Riksen vindt dat de Amerikaanse onderzoeksresultaten toepasbaar zijn in Nederland. „Het is een gedegen onderzoek met gerenommeerde onderzoekers. Ze hebben naar veel verschillende groepen kinderen gekeken. De kwaliteit van de Amerikaanse crèches is gemiddeld genomen misschien iets slechter dan in Nederland, maar dat mag geen naam hebben. Bovendien toont het onderzoek aan dat de kwaliteit de negatieve effecten van de kwantiteit aan kinderopvang niet opheft.”
De nieuwe hoogleraar gaat ervan uit dat de Nederlandse overheid het onderzoek serieus zal bestuderen en zal kijken wat de consequenties kunnen zijn voor het Nederlandse beleid. Dat kan al snel gebeuren. De Tweede Kamer debatteert morgen met de staatssecretarissen Vliegenthart van VWS en Verstand van Sociale Zaken over de kinderopvang.
Riksen kan niet precies verklaren waarom kinderen die veel en lang in kinderdagverblijven verkeren, meer gedragsproblemen ontwikkelen dan hun leeftijdsgenootjes die thuis worden opgevoed. „Wat we sinds enkele jaren wel weten uit onderzoek is dat de hersenen van baby’s zich zeer snel ontwikkelen, vooral de rechterhelft, waar het sociaal-emotionele gedrag, het inzicht in gevoelens en het denken over oorzaak en gevolg zitten. Affectief contact, zoals lachen, babbelen en spelen met kinderen, heeft een zeer gunstig effect op die ontwikkeling. Dat kan eigenlijk nergens beter dan thuis. Als jonge kinderen meer dan dertig uur per week in een crèche verblijven, dan heeft dat negatieve effecten op hun ontwikkeling. Het is zeer opvallend dat het deel van de hersenen waarin het sociaal-emotionele zit, bij Roemeense weeskinderen nauwelijks is ontwikkeld. Zoals bekend krijgen deze kinderen vrijwel geen aandacht.”
Riksen wil niet terug naar de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw, zoals die tot de jaren zestig opgeld deed. „Ik ben niet conservatief of zo, maar vanuit het belang van het kind geredeneerd is het wel goed dat moeder of vader zorgdraagt voor de opvang en de opvoeding. De vroegere rolverdeling leidde ertoe dat vrouwen geen keuzes konden maken. Daarin is gelukkig verandering gekomen, maar ik vraag nadrukkelijk aandacht voor de positie van het opgroeiende kind. Er is niemand die daarvoor opkomt.”
De kersverse Nijmeegse hoogleraar vindt dat de huidige situatie als uitgangspunt genomen moet worden en dat daarbinnen oplossingen gevonden moeten worden voor de problemen. Riksen heeft er drie. „In de eerste plaats moet het bevallingsverlof worden uitgebreid. Op dit moment moeten moeders die hun baan houden, zes weken na de bevalling weer naar hun werk. Laten we een voorbeeld nemen aan Zweden. Daar duurt het bevallingsverlof een jaar.”
In de tweede plaats vindt Riksen dat de mogelijkheden van parttime werken voor beide ouders van jonge kinderen verruimd moeten worden. „Ondanks alle kritiek die ik heb, leven we in Nederland als het gaat om de participatie van vrouwen aan het arbeidsproces in een zeer gunstige positie. Het aantal parttimebanen in ons land is vergeleken met andere Europese landen erg hoog. Dat is gunstig. Ik vind de aandrang om van al die parttimefuncties fulltimebanen te maken, niet goed. Daar moet de overheid mee stoppen. Nu kan het nog. Terugdraaien is veel moeilijker.”
„Ik vind het schandalig dat de overheid zich in haar beleid ten aanzien van het werken van ouders met jonge kinderen primair lijkt te laten leiden door economische motieven en het liefst wil dat beide ouders zo lang en zo veel mogelijk blijven werken. Ouders moeten ook de gelegenheid krijgen om te kiezen voor de opvoeding van hun kind. Dat kan nu nauwelijks meer.”
In de derde plaats pleit Riksen voor kwaliteitsverbetering bij de kinderdagverblijven. „Dat is een gevoelig punt, want iedereen vindt zichzelf goed, maar er zijn aanwijzingen dat hier nog een forse verbeterslag valt te maken. De inspectie werkt naar mijn mening niet goed.”
In haar oratie memoreerde prof. Riksen een dissertatie van haar promovenda Mirjam Gevers Deynoot-Schaub, die aantoonde dat de kwaliteit van de Nederlandse opvang voor baby’s achteruitgaat en op veel plaatsen te wensen overlaat.
De overheid is op dit moment druk doende om een kwaliteitswet voor de kinderopvang te maken. Volgens Riksen zou het goed zijn als de overheid de signalen vanuit het veld serieus zou nemen en zou streven naar kwaliteitsverbetering en intensivering van controles door de inspectie.
Riksen heeft na haar oratie veel kritiek gekregen. Sommigen beweerden dat de nieuwe hoogleraar ontwikkelingspsychologie, die hiervoor overigens hoogleraar kinderopvang was in Amsterdam, in wetenschappelijk opzicht haar hand overspeelt en de uitkomsten van het Amerikaans onderzoek te extreem interpreteert.
Riksen wijst de kritiek van de hand. „Laten we de resultaten van dit onderzoek wel serieus nemen, ook al komt het toevallig niet goed uit. De resultaten spreken boekdelen. Als het gaat om de jonge kinderen, kunnen we niet voorzichtig genoeg zijn en moeten we altijd aan de veilige kant gaan zitten. Dat zeg ik niet voor niets. In het eerste levensjaar van een kind gebeurt er veel in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarbij kun je geen risico’s nemen, want veel dingen zijn niet of nauwelijks meer te herstellen.”
Steun voor het standpunt ontving Riksen van veel ouders die haar mailden en schreven: „Ze herkenden mijn verhaal en kwamen met trieste voorbeelden. Er valt hier nog een wereld te winnen.” Hoewel de hoogleraar (nog) niet veel steun van medewetenschappers heeft ontvangen, vindt ze wel dat de samenleving wat zou kunnen leren van de academische wereld. Veel van haar collega’s werken vier dagen per week en hun partner ook. „Dan zijn de kinderen ’slechts’ voor drie dagen aangewezen op kinderopvang.”
Geheel pessimistisch is Riksen dus niet. „Ook staatssecretaris Vliegenthart lijkt in beweging te komen. Ze was een van de eersten die de tekst van mijn oratie opvroegen. Ze bekijkt deze week of internationale rapporten wel of geen aanleiding moeten zijn voor apart Nederlands onderzoek. De staatssecretaris vindt dat de overheid open moet staan voor nieuwe wetenschappelijke inzichten. Dat is een goed begin.”