‘Boerkaverbod’ voor ingaan al omstreden
In onder meer het openbaar vervoer, ziekenhuizen en overheidsgebouwen is het vanaf donderdag niet toegestaan om gezichtsbedekkende kleding te dragen. Maar de vraag is of er snel een boete (minimaal 150 euro) voor uitgedeeld zal worden.
De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema liet al weten niet te zullen handhaven omdat ze politiemensen liever inzet voor bijvoorbeeld de aanpak van georganiseerde misdaad. En ook Rotterdam en Utrecht lijken er geen halszaak van te gaan maken. Dat leidde tot ophef in het kabinet en premier Mark Rutte waarschuwde dat het verbod gewoon in alle steden geldt.
Maar niet alleen de grote steden zetten vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van de wet. Openbaarvervoerbedrijven NS, HTM, RET, Arriva, Connexxion, EBS en GVB lieten eerder weten geen moslima’s te zullen weigeren als die hun gezicht hebben bedekt. Ze hebben een vervoersplicht. Ze laten hun personeel wel vrij om dragers van gezichtsbedekkende kleding aan te spreken. Vervoersbedrijven zien ook niet hoe ze passagiers moeten weigeren of eruit zetten, omdat dat zal leiden tot vertragingen.
De ‘Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’ heet in de volksmond het boerkaverbod, maar het gaat ook om nikabs, integraalhelmen en bivakmutsen. Mensen moeten elkaar kunnen aankijken en herkennen, is het idee, zowel voor de communicatie als voor identificatie. Het verbod is ‘gedeeltelijk’, omdat het bijvoorbeeld niet geldt op straat.
In 2006 was er wat protest toen toenmalig minister Rita Verdonk (Vreemdelingenbeleid en Integratie) aankondigde een algemeen verbod op gezichtsbedekkende kleding te willen. Tien jaar later loodste minister Ronald Plasterk de afgeslankte versie door de Kamer.
Een boerka bedekt het hele gezicht en laat vrouwen slechts kijken door een gaasje voor de ogen, een nikab laat de ogen vrij. Vrouwen die er een dragen (naar schatting enkele honderden in Nederland), vrezen dat ze niet meer hun kind van school kunnen halen of met de bus naar een ziekenhuis kunnen. Amnesty International vindt het verbod strijdig met internationale mensenrechten.
Het verbod geldt trouwens niet bij haltes, op perrons of in stationshallen van het openbaar vervoer.