In Amsterdam minder allochtonen naar stembus
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van vorige week zijn in Amsterdam minder allochtonen naar de stembus gegaan dan in 1994 en 1998. Dit blijkt uit onderzoek van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies van de Universiteit van Amsterdam. Onderzoeker Tillie wijt de daling onder meer aan het verharde klimaat tussen autochtonen en allochtonen.
De gemeente Amsterdam geeft, volgens Tillie, ook minder ondersteuning aan allochtone organisaties. Hij denkt dat juist die organisaties een belangrijke rol spelen bij het oproepen van de achterban om naar de stembus te gaan.
In 1994 ging van de Turkse kiesgerechtigden 67 procent stemmen. In 1998 zakte het naar 39 procent. Nu ligt het percentage op 28. Bij de Marokkanen ging in 1994 49 procent stemmen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 zakte het percentage naar 23. Nu ligt het op 22. Alleen bij de Surinaamse-Antilliaanse gemeenschap steeg het opkomstpercentage bij de verkiezingen van vorige week. In 1994 ging 30 procent van de Surinaams-Antilliaanse gemeenschap stemmen. In 1998 zakte het naar 21 procent. Nu, in 2002, steeg het percentage naar 26.
Het onderzoek is gebaseerd op een enquête onder allochtonen bij negen stembureaus verdeeld over acht stadsdelen.
Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen gingen in heel Nederland minder mensen naar de stembus. Deskundigen gaan ervan uit dat allochtonen andere redenen hebben om af te haken dan autochtonen.
Uit het onderzoek van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies blijkt verder dat de PvdA bij de allochtone Amsterdammers het meest populair is. Zevenenveertig procent van de Turken stemt op de partij, 56 procent van de Marokkanen, en 63 procent van de Surinamers en Antillianen.
Zeventien procent van de Turken stemde op de VVD. Bij de Marokkanen lag de voorkeur voor de VVD op minder dan 1 procent.
Het instituut deed geen onderzoek in andere Nederlandse steden. Onderzoeker Tillie gaat er van uit dat ook daar allchtonen afhaken bij verkiezingen.