Gas geven, maar de auto reageert niet
Het voelt alsof je in een auto rijdt die met geen mogelijkheid vooruit te branden is. Je trapt het gaspedaal steeds verder in, maar het voertuig reageert niet. Ik heb het over de inflatie.
Het EU-statistiekbureau meldde deze week dat in mei het prijspeil in de eurozone 1,2 procent hoger lag dan twaalf maanden ervoor. Dat betekent een lager inflatietempo dan in april (1,7 procent).
De Europese Centrale Bank (ECB) mikt met zijn beleid op een geldontwaarding van dicht onder de 2 procent. Voorlopig blijft dat streefgetal buiten bereik. De rekenmeesters in Frankfurt ramen voor geheel dit jaar 1,3 procent, gevolgd door 1,4 in 2020 en 1,6 in 2021.
Misschien nog belangrijker is de kerninflatie. Die bedroeg in mei slechts 0,8 procent. Dan laat je de prijzen van energie en voedsel buiten beschouwing. Die fluctueren flink en vertroebelen daardoor het zicht op de structurele lijn.
Het beeld is al lange tijd hetzelfde. Vanaf 2013 zien we –voor het totaal van het eurogebied althans; en daar richten de Europese monetaire bestuurders zich op– percentages die niet voldoen aan het doel.
Ondertussen heeft de ECB de geldkraan wagenwijd opengezet, door een ongekend lage rente en het opkopen van 2600 miljard euro aan obligaties. Brandstof genoeg voor de economie, het gaspedaal diep ingetrapt. Hoogconjunctuur, krapte op de arbeidsmarkt, maar de vaart komt er niet in wat betreft de inflatie. Volgens de veronderstelde wetmatigheden had die al lang omhoog moeten schieten.
In het verleden draaiden de centrale banken aan de renteknop en lukte het met dat instrument de inflatie onder controle te houden. Hogere tarieven remden de groei van de bedrijvigheid en de prijsstijging af, lagere zorgden voor het omgekeerde. Vandaag de dag lijkt het dat de boeken voor de economielessen op dit punt aan revisie toe zijn.
Uit de gepubliceerde notulen van de beleidsvergadering van de ECB in april blijkt dat Mario Draghi en zijn teamleden onverminderd bezorgd zijn over de inflatie. Ze vinden die „oncomfortabel” laag. President van De Nederlandsche Bank (DNB) Klaas Knot, een van hen, constateerde recent in een Italiaanse krant eveneens dat het gewenste niveau nog niet is gerealiseerd.
Eerder, in zijn jaarverslag over 2018, noemde Knot als een van de oorzaken de dalende trend van de prijzen in de dienstensector. Die ontwikkeling hangt sterk samen, zo schreef hij, met „meer internationale specialisatie, concurrentie onder invloed van globalisering en technologische vooruitgang.” Met daarbij de kritische kanttekening: „Deze aanbodfactoren verdwijnen niet door vraagstimulering.”
De ECB zegt klaar te staan om, indien nodig, in te grijpen. Maar welke mogelijkheden zijn er? Het lijkt weinig zinvol om nog meer geld in de economie te pompen. Dat recept werkt niet, zo werd de voorbije jaren duidelijk. Afgelopen donderdag kwam na het zeswekelijkse bestuursberaad de aankondiging dat de rente nog zeker een jaar op het huidige lage peil wordt gehandhaafd, terwijl tot dan toe was beloofd minimaal tot eind 2019. Maar of dat nou echt helpt?
Kortom, als de inflatie zou inzakken, zitten de beleidsmakers waarschijnlijk met een fors probleem. Dus maar hopen dat de economie goed blijft presteren en dat een hoge bezettingsgraad de prijzen uiteindelijk toch een duwtje naar boven geeft.