Als een kleedkamer onveilig is
Een voetbaltrainer met losse handen, een volleybalcoach die in kleedkamers gluurt, een basketballer die ongepaste appjes stuurt. Wantoestanden op seksueel gebied gaan de sportwereld niet voorbij.
„Ik huilde. Nee, nee, nee. Ik wil het niet. Ik schreeuwde: Ik ben dertien. Ik wil het niet! Je bent gek geworden, zei ik. Wat moet je met mij? Zoek iemand van je eigen leeftijd.”
Ela Hutten (1993) slaakte die noodkreet. De topzwemster werd zo’n veertien jaar geleden misbruikt door haar coach. Frequent, pakweg twee jaar lang. Haar relaas staat in het 2017 gepubliceerde boek ”Onder water. Een persoonlijk verhaal over misbruik in de sport.”
De zwemtrainer, eind twintig, palmt het talentvolle meisje in en bouwt een vertrouwensband met haar op. „Jij kunt de absolute top bereiken. Maar alleen als je me vertrouwt”, houdt hij de zestien jaar jongere Ela voor.
De trainer vertelt dat hij verliefd op haar is en haar nodig heeft. „Hij bedelde, hij smeekte. Nooit had hij zijn verjaardag gevierd. Altijd was hij eenzaam. Ik was de enige in zijn leven. Nooit had hij eens iemand die wat om hem gaf. Nu was ik er. Ik wist toch wel hoe belangrijk ik voor hem was? Wilde ik hem dat ene pleziertje dan niet eens gunnen? Was ik zo egoïstisch?”
Chantage
Ze moet seksuele handelingen bij haar coach verrichten of die ondergaan. Op een parkeerplaats, in een kleedkamer, in het bos. „Het werd erger. Altijd wist hij wel een gelegenheid te vinden om met mij alleen te zijn. En altijd draaide het uit op zoenen en seks.”
De man houdt het meisje ook buiten trainingen en wedstrijden in de peiling. Zo duikt hij op bij een kampeerboerderij, waar Ela samen met andere meiden logeert. De trainer is woedend dat ze dat van tevoren niet tegen hem heeft gezegd. Hij vuurt boze sms’jes op haar af. „Wat voor kamp? Zwemkamp? Waar? Waarom weet ik dat niet? Laat van je horen.” En: „Ik weet waar je zit. Ik kom naar je toe. En dan zwaait er wat.”
De twintiger deinst er niet voor terug het meisje te chanteren. Zo dreigt hij zichzelf van het leven te beroven als Ela uit de school klapt. In het boek schrijft ze: „Je stuurt me een foto van een brug en sms’t: Hier ga ik vanaf springen.”
Zwanger
Seksueel wangedrag is wijdverbreid en lijkt onuitroeibaar. Afgelopen jaren doken verhalen op over priesters die zich vergrepen aan kinderen. Of over hulpverleners in jeugdinstellingen die zich misdroegen. De MeToo-beweging bracht misstanden aan het licht in de wereld van entertainment.
Maar ook de sport is meer dan eens toneel van wantoestanden op seksueel gebied. Zo ontstond een paar maanden geleden opschudding over de praktijken van de Rotterdamse atletiekcoach Jerry M. (59). Van 1982 tot 2017 zou de man meisjes die hij trainde, hebben misbruikt. De slachtoffers van de coach, die actief was bij diverse sportverenigingen, waren tussen de 11 en 18 jaar. Meerdere meisjes zouden zwanger zijn geraakt. Vorig jaar zomer legde de trainer bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR) een bekentenis af. Hij moet nog voor de strafrechter verschijnen.
Ander voorbeeld. Een 22-jarige voetbaltrainer werd in februari in hoger beroep veroordeeld wegens een reeks zedenmisdrijven tot een vrijwel geheel voorwaardelijke celstraf van 24 maanden en een taakstraf van 240 uur. De man pleegde ontucht, maakte stiekem beelden van jongens in de kleedkamer en verspreidde kinderporno. Hij deed zich op Instagram voor als 14-jarig meisje en had seksueel geladen contacten met een 12-jarige jongen.
Aanranding
Van de sporters in Nederland heeft 12 procent te maken met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Vier procent zegt ervaring te hebben met ernstige zaken op dit terrein. Dan gaat het om aanranding of verkrachting.
De cijfers staan in het december 2017 gepresenteerde rapport van de onderzoekscommissie ”seksuele intimidatie en misbruik in de sport”. Die stond onder leiding van Klaas de Vries, voorheen minister van Binnenlandse Zaken. Sportkoepel NOC*NSF, een soort ANWB binnen de sportwereld, riep de commissie in het leven na een reeks verhalen in de media over sporters die slachtoffer zouden zijn van seksueel misbruik. Zo vertelde oud-wielrenster Petra de Bruin in december 2016 bij Nieuwsuur dat ze als minderjarige sporter was misbruikt.
De statistieken in het rapport zijn gebaseerd op een onderzoek onder 2000 Nederlanders die voor hun achttiende jaar hebben gesport in georganiseerd verband. Meer dan driekwart van de ondervraagden was bij de eerste ervaring met seksueel misbruik jonger dan 16 jaar.
Van de misstanden werd 44 procent gepleegd door medesporters. In 39 procent van de gevallen waren de plegers bekende volwassenen in de vereniging. Bij 21 procent betrof het de coach. De dader was in 22 procent van de zaken een onbekende, zoals een supporter. De optelsom van de percentages ligt boven de 100, omdat bij sommige incidenten diverse soorten daders betrokken zijn.
Het vroegere Vertrouwenspunt Sport (nu Centrum Veilige Sport Nederland) registreerde in de periode 2001 tot 2016 686 zaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport, stelt dr. Tine Vertommen. De internationaal expert op dit thema deed onderzoek voor de commissie. In 92 procent is de verdachte een man. Dit soort cijfers vormen slechts het topje van de ijsberg. Uit onderzoek blijkt dat het gros van de slachtoffers zwijgt over seksueel misbruik.
Aardig
Harde noten kraakt de onderzoekscommissie eind 2017 over de aanpak van seksueel misbruik in de sport. Het is „dringend noodzakelijk” problemen op dat front „veel actiever” te bestrijden, benadrukken voorzitter Klaas de Vries en de zijnen. „De kans dat leden van sportverenigingen wegkijken of seksuele intimidatie en misbruik niet signaleren, is zeer groot.” Het is de commissie een doorn in het oog dat „niet meer dan” 16 procent weet van het bestaan van vertrouwenspersonen binnen sportclubs.
Net als topzwemster Ela Hutten wijst ook de commissie erop dat daders bedreven zijn in het inpalmen van slachtoffers. De commissie citeert een meisje dat vertelt dat haar coach haar talentvol, mooi en aardig noemt. „Dat had ik nog niet zo vaak gehoord. Ik vond de aandacht heerlijk.” Een 14-jarig meisje kreeg van haar coach extra trainingen „die geleidelijk aan overgingen in massage, waarbij steeds meer aanrakingen volgden. Tijdens het douchen kwam de trainer steeds binnenlopen”, noteert de commissie. Sommige slachtoffers schetsen dat ze bij de misbruiker in „een tang” of „een klem” zitten.
De relatie van kinderen met hun begeleiders „is niet altijd probleemloos”, stelt de commissie. „Een kind van 14 of 15 jaar kan bijvoorbeeld best verliefd worden op een begeleider. Het is dus van groot belang dat die zich steeds realiseert dat hij met opgroeiende kinderen omgaat en niet met jonge volwassenen met wie hij op gelijke voet verkeert.”
Rare dingen
Ouders moeten op hun hoede zijn, onderstreept de commissie. Als zoon- of dochterlief klaagt het „niet meer leuk” te vinden op de sportclub, kan dat een verkapte schreeuw om hulp zijn. „Door belangstellend en geduldig op dit soort opmerkingen in te gaan, kunnen ouders en anderen nagaan of er wellicht iets aan de hand is.”
De commissie prijst de moeder die haar 14-jarige dochter inprentte bedacht te zijn op „rare dingen” binnen de sportclub. De puber trok aan de bel toen ze een mobiele telefoon onder de deur van haar kleedhokje zag glijden.
Het rapport van de onderzoekscommissie uit 2017 lijkt doel te treffen in de sportwereld doel. „We móesten in actie komen”, stelt Marieke van der Plas, directeur van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU). „Voor een positief sportklimaat is een totale cultuuromslag nodig. Die vergt vernieuwingskracht binnen de gymsport.”
Het voorkomen van ontoelaatbaar gedrag is nu op congressen en scholingen voor clubbestuurders, trainers en coaches „een terugkerend onderwerp.” In nieuwsbrieven en op sites van de gymnastiekbond is „herhaaldelijk” aandacht voor bijvoorbeeld het belang van vertrouwenspersonen.
Angstaanvallen
Zwemster Ela Hutten verbreekt in 2007 het stilzwijgen en stort haar hart uit bij een mentor. De zwemclub ontslaat de trainer, het meisje doet aangifte bij de politie. Een paar maanden later stort het meisje in. „Niets lukt meer. Ik slaap niet, ik heb angstaanvallen. Tijdens de zwemtrainingen presteer ik helemaal niets meer”, schrijft ze in haar boek. Ze richt zich tot haar kwelgeest: „Ik ben ook bang voor jou. Dat jij vrij rondloopt. Het idee dat je ieder ogenblik weer kunt opduiken, vind ik verschrikkelijk.” Het voorjaar van 2008 blijft het meisje, dat last heeft van zelfmoordgedachten, weg van school. „Ik lig thuis op de bank.”
Het gerechtshof in Arnhem veroordeelt de zwemtrainer in 2012 tot een taakstraf van 240 uur. Eerder legde de rechtbank de man nog een celstraf op van een jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk.
In het boek tonen Ela Hutten en haar ouders zich verontwaardigd over de rechtsgang. Zo hekelen ze het feit dat de zaak zich een jaar of vijf voortsleepte én dat dader en slachtoffer voorafgaand aan zittingen via dezelfde ingang binnenkomen en in de wachtruimte in elkaars gezichtsveld zaten. „Beschamend, vernederend, intimiderend en schofferend voor een jong slachtoffer en haar familie.”
„Wees alert als trainer met één kind op pad wil”
Heb je vermoedens dat een coach van de voetbalclub ontucht pleegt met een van zijn pupillen? Praat erover met anderen. Samen kun je zo nodig bij de leiding aan de bel trekken.
Openheid is nodig om seksueel misbruik te voorkomen, benadrukt zegsman Geert Slot van sportkoepel NOC*NSF.
Een paar weken geleden lanceerde de organisatie het digitale, gratis ”Stappenplan sportclubs”. Daarin krijgen sportverenigingen tips om misbruik te voorkomen en te bestrijden. Met het stappenplan volgt NOC*NSF een aanbeveling op die de onderzoekscommissie ”seksuele intimidatie en misbruik in de sport” eind 2017 deed (zie ook hoofdartikel).
Is het aankaarten van vreemde situaties binnen een sportclub niet makkelijker gezegd dan gedaan, zeker als de verdachte een gewaardeerde vrijwilliger is? Slot: „Mensen kunnen vertrouwenspersonen in of buiten de sportvereniging inschakelen. En ze kunnen zelfs de politie om advies vragen. Hoe dan ook is het belangrijk dat mensen aan de bel trekken. Hoe lastig en ongemakkelijk dat ook kan zijn, want daders blijken inderdaad vaak actieve en populaire vrijwilligers te zijn.”
Glazen wanden
Duidelijke gedragsregels binnen een sportclub kunnen wantoestanden voorkomen, geeft Slot aan. „Denk bijvoorbeeld aan het vierogen-principe: trainers trekken zich in principe niet met één persoon terug. Glazen wanden binnen een sportcomplex kunnen openheid bevorderen. Verder kunnen mensen afspreken dat bij vervoer naar een uitwedstrijd altijd meer dan twee personen in een auto zitten. Als een trainer telkens probeert alleen met een kind te reizen, moeten ouders aan de bel trekken.”
NOC*NSF raadt sportclubs „sterk” aan om van in ieder geval jeugdtrainers en coaches van „kwetsbare mensen met een handicap” een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te eisen. In zo’n document verklaart het ministerie van Justitie en Veiligheid dat iemand geen strafblad heeft. Sommige sportbonden- en clubs stellen een VOG voor leidinggevenden verplicht. De wetgever verplicht zoiets op dit moment niet. Een VOG is voor vrijwilligers in onder meer de sportwereld gratis.
Stijging
Mede door publiciteit over misbruikzaken zijn sporters alerter op signalen van wantoestanden op seksueel gebied, denkt Slot. Het in februari opgerichte Centrum Veilige Sport Nederland van NOC*NSF meldde enkele weken geleden een „sterke” stijging van het aantal signalen van (vermoedelijk) seksueel misbruik dat is aangebracht bij de tuchtcommissies van sportbonden en het Instituut Sportrechtspraak. Het Centrum Veilige Sport Nederland gaf in de twee maanden na de oprichting meer dan tien signalen door. In het verleden waren dat er pakweg vijf over een heel jaar.
Het centrum is de opvolger van het vroegere Vertrouwenspunt Sport. Op advies van de onderzoekscommissie ”seksuele intimidatie en misbruik in de sport” tilde de NOC*NSF de aanpak van signalen van seksueel misbruik op een hoger plan, zegt Slot. Anders dan bij het vroegere Vertrouwenspunt Sport zijn vertrouwelijke gesprekken over zorgelijke signalen én advisering in dat soort kwesties bij het centrum nu twee gescheiden trajecten.
Schaaktrainer
Sporters, zoals zwemmers, dragen vaak onthullende kleding. Sommige trainers hebben lichamelijk contact met hun pupillen, ter aanmoediging of om bijvoorbeeld een gymoefening voor te doen. Zijn dat allemaal risicofactoren? Slot: „Zo zullen we dat niet noemen. Van belang is dat leidinggevenden geen misbruik maken van machtsverschil. En ze moeten met hun ondergeschikten de beslotenheid niet opzoeken. De specifieke context is van belang. Bij zwemmen raak je elkaar aan, bij schaken niet. Maar als een schaaktrainer alleen met een pupil naar een toernooi afreist en slechts één hotelkamer boekt, ligt het gevaar van misbruik op de loer.”