Jong en joods in Nederland
Ze zijn steeds meer een zeldzaamheid in Nederland: orthodoxe joden. Voor de jonge generatie lonkt het leven over de landsgrens. Hoe staan orthodox-joodse jongeren in het leven? Wat betekent het geloof voor hen? Drie portretten.
De stem van de rabbijn klinkt alsof je de vooruitspoelknop van de cd-speler ingedrukt houdt. In razend tempo gaat hij door de boekrol Esther heen. Tot de naam van Haman klinkt.
Dan galmt geklap, gestamp en gegil door de feestzaal in Almere. Niets anders dan hoon valt Haman ten deel – tot op de dag van vandaag als de joden het Poerimfeest vieren. Hamans naam moet uitgeroeid worden, maakt het lawaai duidelijk, zoals Haman eens zelf met het Joodse volk wilde doen.
Zo’n honderd gasten zijn naar Almere gekomen om „Joods carnaval” te vieren, zoals Poerim ook wel wordt genoemd. En dat is te zien. Tussen de gedekte tafels loopt een man met een lange witte doktersjas. Onder zijn kin bungelt een mondkapje. Een stethoscoop zwaait bij elke beweging vrolijk over zijn borst. Andere bezoekers gaan gekleed als cowboy, koningin of non. Zelfs een Arabier in witte jurk is van de partij. De rabbijn houdt het bij een strohoed en een boa.
In de keuken is Sara Stiefel (19) bezig met de laatste voorbereidingen voor de maaltijd. De dochter van de rabbijn is al dagen druk met de organisatie van het evenement. Voor de gelegenheid draagt ze een knalroze verentooi op het hoofd. Haar broertje heeft een rode koningsmantel met witte randen aangetrokken. Over zijn wangen is met zwarte stift een baard getekend. Joden verhullen zichzelf met een verkleedpartij, omdat het boek van Esther laat zien dat we niet moeten afgaan op wat voor ogen is. God doorkruiste Hamans plannen.
Voor de maaltijd begint, houdt rabbijn Moshe Stiefel een kort openingswoord. Niet alles in het leven gaat zoals wij willen, zegt hij. „Wij beperken onze vreugde tot wat wij denken dat goed is. Maar God is groter dan wij kunnen begrijpen. Op Poerim vergeten we ons beperkte begrip.” De gevlochten sjabbatsbroden die op de borden klaarliggen zijn amper aangeroerd of de sterke drank komt langs. Drink zoveel dat je het verschil tussen Haman en Mordechai niet meer weet, zeggen de joden.
„Ik ben trots op mijn geloof”
Sara’s ouders wonen niet voor niets in een stad waar het jodendom amper leeft. „We willen zo veel mogelijk mensen die niet zo veel aan het geloof doen bereiken”, legt Sara uit over de keuze voor Almere. „Zonder oordeel. Iedereen is welkom. Mensen worden niet aangesproken als ze de regels niet houden, wel aangemoedigd om volgens de joodse wetten te leven.”
Naast de wekelijkse dienst in de synagoge, die dertig tot vijftig bezoekers trekt, organiseert stichting Chabad Flevoland bijeenkomsten voor joodse mensen. Sara fungeert als secretaresse en helpt bij activiteiten als Poerim.
Nee, de Stiefels zijn geen pioniers die zieltjes proberen te winnen. „Ons doel is niet om zo veel mogelijk mensen joods te maken. Sterker nog: mijn vader raadt het mensen meestal af om joods te worden”, vertelt Sara. „Pas als iemand echt serieus is en weet waar hij aan begint, begeleidt hij zo iemand. Want als je joods wordt, moet je je ook aan alle regels en wetten houden en 100 procent orthodox gaan leven. Dat is lastig als je het niet gewend bent.”
Toch is het joodse geloof de waarheid voor haar en haar familie. „Maar wie ben ik om te zeggen dat een ander joods moet worden?” vraagt Sara. „Als God je niet joods heeft geschapen, dan hoef je niet volgens onze regels te leven. Waar niet-joden na dit leven terechtkomen, daar kan ik niet over oordelen. Een goed persoon kan zonder jood te zijn best in de hemel belanden.”
Groot gezin
Na basis- en voorgezet onderwijs op het Cheider volgde Sara een seminar in het buitenland. Iets wat veel joodse meisjes doen. Ze verdiepte daar zich verder in de joodse godsdienst en woonde op een internaat bij de school. „Ik heb daar veel vriendinnen leren kennen.” Terug in Nederland begon ze met een thuisstudie bedrijfskunde. De overige tijd vult ze met een bijbaan en het werk voor de stichting van haar ouders.
Tegenover mensen in haar omgeving is Sara „heel open” over het feit dat ze joods is. „Ik ben trots op mijn geloof; ik schaam me er niet voor.” Intussen weten mensen dat ze koosjer eet en altijd rokken en lange mouwen draagt. Soms krijgt ze er vragen over: wat is dat precies, koosjer eten en waarom doe je dat? Vaker zijn mensen geïnteresseerd in het grote gezin waar ze uit komt. Negen kinderen, daar willen ze wel foto’s van zien.
Koosjer
„Als mensen weten dat je trots bent op je geloof, zijn ze minder snel geneigd er vervelende opmerkingen over te maken”, stelt Sara. Eén keer maakte ze mee dat iemand riep: „Hebben jullie de trein gemist in 1940?” Verder heeft ze van antisemitisme weinig last. „Aan mij als meisje zie je natuurlijk niet direct dat ik joods ben.”
Een groot sociaal leven in Nederland zit er voor joden vaak niet in. Ook bijna al Sara’s vriendinnen wonen in het buitenland, van Londen tot New York. Met niet-joodse vriendinnen zou ze bijvoorbeeld niet eens uit eten kunnen gaan, want naar een niet-koosjer restaurant gaat ze liever niet. De beperkte mogelijkheden voor een sociaal leven in Nederland trekken haar naar Amerika. Ze verwacht binnen een paar jaar te emigreren. „Wanneer weet ik nog niet precies. Als ik voel dat het tijd is om te gaan, dan ga ik.”
Keuzes maakt ze niet omdat het van haar ouders moet, benadrukt Sara. „Maar omdat ik zelf oprecht geloof. Het geloof betekent alles voor mij. Het gaat over de manier waarop ik leef. Sommige mensen beweren dat je door regels geen vrijheid hebt.” Met een voorbeeld maakt ze duidelijk waarom zij juist vrijheid ervaart door de joodse manier van leven. „Eén dag in de week moet onze telefoon 24 uur lang uit. Op een joodse feestdag zelfs drie dagen. Dat is een uitdaging. Maar als dat lukt, dan weet ik: ik kan dit. Dat geeft mij een gevoel van vrijheid. Het maakt me sterker.”
Hamansoren
In Almere dansen en springen Poerimvierende mannen enthousiast door de feestzaal. Na de soep met matzeballen genieten de gasten van een warm buffet. Sara schept de borden vol. Ondertussen vindt de lootjesverkoop gretig aftrek. Ook dat hoort bij Poerim, want Haman bepaalde via het lot op welke dag de genocide zou plaatsvinden. Na de loterij komen de Hamansoren op tafel: driehoekige koekjes, gevuld met jam. Om de spot met de schurk compleet te maken.
Hoop op toekomst voor joden
„Als we niks doen, is het over tien jaar misschien wel afgelopen met het joodse leven in Nederland.” Veel jonge stellen trekken weg, weet Bertus Sondervan (25). En daardoor sterft het sociale leven uit. Zelf blijft hij voorlopig, in de hoop op verandering.
Grote zorgen maakt hij zich over de toekomst van zijn geloofsgenoten in Nederland, vertelt Bertus aan de keukentafel in Amstelveen-Noord. Er mogen dan 40.000 tot 50.000 Joden in Nederland wonen; nog niet eens duizend zijn er religieus, schat de student. Dat maakt het sociale leven van orthodoxe joden er niet beter op.
Zijn eigen broer en zussen emigreerden na hun huwelijk met partners uit het buitenland. „Zij waren blij dat ze weg waren. Er is hier niet veel.” En dát is het probleem. Buitenveldert, de Amsterdamse Jodenbuurt even verderop, heeft nog genoeg voorzieningen: synagoges, joodse scholen, supermarkten met koosjere producten. „Maar vind hier als pasgetrouwd stel maar eens een betaalbaar huis.” Verder weg wonen is vaak geen optie. „Mensen kiezen echt niet voor Nederland als ze op zaterdag een uur moeten lopen naar de synagoge.” Hij wil maar zeggen: als het zo doorgaat, wordt het vooruitzicht van een land zonder joden reëel. „En dat gaat mij aan het hart. Zonder joden mist Nederland een deel van zijn ziel, van zijn geschiedenis en joods-christelijke cultuur.”
Jongerensynagoge
Een groep jongeren heeft intussen de handen ineen geslagen om het tij te keren. Ook Bertus helpt zo nu en dan bij de activiteiten die de groep in Buitenveldert organiseert voor jonge joden. „Met bijvoorbeeld barbecues en Poerimfeestjes proberen we hun een sociaal leven te bieden.” Anderhalf jaar terug richtte de groep een nieuwe synagoge op, speciaal gericht op jongeren. Op bepaalde punten is die wat minder strikt dan reguliere gebedshuizen, vertelt Bertus. „Ik ben zelf een Portugese jood en kan daarom niet alle passages uit de Thora lezen zoals Asjkenazische joden dat doen. In deze synagoge is het geen probleem als ik dan op de Portugese manier voorlees. Maar in de meeste synagoges zouden ze dan een ander zoeken. Ook al gaat het puur om de uitspraak.” De oudere generatie staat volgens hem over het algemeen positief tegenover het initiatief. „Zij zien zelf ook dat het een aflopende zaak is.”
Met de aanpak hoopt de groep meer joden binnen te halen en te houden. En dat lijkt te lukken. „Jongeren die eerst in verschillende gebedshuizen zaten, zitten nu bij elkaar. En hebben het dus leuker.” Het succes geeft Bertus hoop. „Liefst willen mijn vrouw en ik in Nederland blijven wonen. Maar we zijn niet gek. Als er niets verandert, gaan wij hier weg na mijn afstuderen. En die plannen hebben meer koppels. Ik heb geen reden om hier te blijven als het sociale leven niet verbetert.”
Behalve zijn ouders woont Bertus’ familie verder niet meer in Nederland. Ook de meeste Nederlandse vrienden zijn naar het buitenland vertrokken. „Als mijn vrouw en ik een weekendje naar Londen gaan, hebben we amper tijd om al onze vrienden te zien. Hier is het de vraag: met wie kunnen we afspreken?” In hun buurt wonen nog zo’n zes jonge joodse stellen.
Keppel
In seculier Nederland moet Bertus er soms best wat voor overhebben om te leven volgens joodse voorschriften. Zo liep hij een jaar studievertraging op doordat een tentamen op een joodse feestdag viel. Het hertentamen was tegelijk gepland met een hertentamen van een ander vak. De docent bleek niet bereid hem te helpen. Bertus stapte tevergeefs naar het College voor de Rechten van de Mens.
Op de Vrije Universiteit, waar hij de studie Drug Discovery and Safety doet, voelt hij zich in het gebouw van zijn eigen faculteit niet onveilig. Wel komt hij liever niet in het hoofdgebouw van de universiteit. „Daar kun je beter niet met keppel op rondlopen.” Een aantal jaar terug was de sfeer grimmiger, toen de club Studenten voor Rechtvaardigheid in Palestina nog prominent aanwezig was. Joodse studenten uitten toen een noodkreet bij het bestuur van de VU.
„Er zijn ook nu zeker nog studenten die denken dat Joden de schuld zijn van alles wat slecht is”, zegt Bertus. „Discussies daarover probeer ik te vermijden. Ik ga naar de universiteit om te studeren en niet om te discussiëren. Soms kan het niet anders. Als ik iemand hoor zeggen dat Israëliërs moordenaars zijn, ga ik daar natuurlijk op in.”
Ondanks scheldwoorden die hij soms naar zijn hoofd geslingerd krijgt –„Kankerjood” of „Jammer dat Hitler z’n werk niet heeft afgemaakt”– overwoog hij nooit om zonder keppel de straat op te gaan. „Waarom zou ik? Ik ben wie ik ben.” Ook in risicogebieden, zoals Amsterdam-West of rond het Centraal Station, zal hij zichtbaar als jood blijven rondlopen. „Ik ben niet snel bang, maar aangenaam zijn dit soort opmerkingen niet. Mensen zeggen het niet altijd in je gezicht, vaker achter m’n rug om.”
Verse pizza
Het geloof bepaalt zijn levensweg, zijn manier van kijken naar de wereld. „Alles wat ik doe en denk, is daarvan afhankelijk. Mijn geloof is meer dan een houvast. Het is iets gigantisch groots, gaat tot in de kleinste details van het leven. Het zegt zelfs hoe je je veters moet strikken.” Soms vindt hij dat ook lastig. „Als ik op de VU voor de zoveelste keer aan mijn boterham met pindakaas zit, en mijn medestudenten kopen een lekkere verse pizza… Nee, daar word ik niet vrolijk van.”
„Heel bijzonder” vindt Bertus het om zo nu en dan jongetjes te besnijden. Hij is een van de twee officiële besnijders van de joodse gemeenschap in Nederland. „Het is een relatief kleine handeling die gigantisch grote gevolgen heeft. Je brengt een kind onder de goddelijke bescherming. Zo wordt hij onderdeel van het joodse volk. Die machtige betekenis maakt het zo mooi.”
Israël, het land waar Bertus twee jaar woonde tijdens een studie in de Thora, trekt hem nog steeds. „Israël is thuiskomen voor mij. Daar kun je als jood zijn wie je bent en meer genieten van de godsdienst, omdat die daar sterker leeft. Bij het Poerimfeest lopen mensen al een week van tevoren verkleed over straat.”
De liefde bracht Bertus destijds terug naar Nederland. Zijn vrouw kende hij van hun schooltijd op het Cheider.
Voorlopig is het Bertus’ missie om het joodse leven in Nederland te versterken. Voorlopig, want „zolang de Messias er niet is, zitten de joden verspreid over de wereld. Als Hij komt, dan gaan we terug.”
Leren leven volgens de regels
Een wand van koud ijzer ommuurt de orthodox-joodse school in Amsterdam-Zuid. Leerlingen van het Cheider, waar basis- en voortgezet onderwijs wordt gegeven, lopen naar binnen langs de waakzame blikken van marechaussees. Een van hen is Chaya Cohen Stuart (17), het enige meisje in vwo-5.
Zeventien is ze, maar uit haar blik en woorden spreken de zekerheid van iemand die weet waarvoor ze staat en waarover ze praat. De wereld waarin ze opgroeit mag dan soms letterlijk zijn afgesloten van de buitenwereld, Chaya weet een buitenstaander goed te vertellen wat ze precies gelooft en waarom.
Het gezin waarin ze is opgegroeid noemt zich „vroom” – in de volksmond: orthodox. Het geloof komt terug in alles wat Chaya doet, denkt, zegt en meemaakt. In haar keuzes is de Halacha, de joodse wetten en regels, leidend. Of het haar lukt om zich aan alle voorschriften te houden? „Dat is een bewuste keuze. Ik geloof niet dat God je obstakels geeft waar je niet overheen kunt of waar je niets van kunt leren. En als God iets van mij verwacht, zal Hij er een reden voor hebben.”
Niet dat joden perfect zijn. „Ga je de fout in, dan is het belangrijk dat je voor jezelf lessen trekt. Waarom heb ik dit meegemaakt? Waarom is het belangrijk hiervan te leren?” Blijven werken aan jezelf en leren van je ervaringen, is fundamenteel.
Lange rok
Bij de weg naar vergeving horen spijt betuigen, je leven beteren én bidden. Uit de kast trekt Chaya een gebedenboek. Daarin liggen teksten vast voor als ze bidt. „God is één in Israël, dat zit altijd wel in een gebed”, wijst ze, al bladerend door de vergeelde bladzijden vol Hebreeuwse tekens. „Kijk, hier bedank je dat je bent opgestaan, dat het weer licht is, dat je oren hebt om te horen, ogen om te zien.”
Ze bidt één keer per dag; haar vader en broertje drie keer. Dat komt omdat mannen en vrouwen op een verschillende manier een „connectie met God” krijgen.
Wat die connectie precies inhoudt, vindt Chaya moeilijk te omschrijven. „Als ik kaarsen aansteek op sjabbat, voel ik een soort rust. En ik weet dat je door de aantrekkingskracht van het kwade verder verwijderd raakt van de connectie met je geloof, de medemens en God. Ik ben geneigd om snel over andere mensen te praten, wat kan leiden tot roddelen. Daar moet ik dus aan werken.”
In de manier waarop ze voldoet aan wat er van haar als Joods meisje wordt verwacht, zegt Chaya veel vrijheid te hebben. Ze kijkt bijvoorbeeld anders aan tegen kledingregels dan haar zus. Chaya zelf draagt altijd een rok tot over de knie, hooggesloten truitjes en shirts, mouwen tot over de elleboog. „Mijn zus is daar iets vrijer in. Zij draagt kortere rokken. Persoonlijk wil ik een grens laten zien en benadrukken wie ik ben, niet hoe ik er uitzie. Jezelf bloot kleden kan effect hebben op anderen. Belangrijk is dat je beseft wat kleding doet en dat het reflecteert wie je bent.”
Levensbepalende keuze
Ze werd niet-joods geboren, net als haar zus Yael. Haar broertje van 14 en zusje van 11 kwamen ter wereld na de gioer –bekering– van hun ouders en waren dus automatisch joods. Chaya mocht daarvoor op haar twaalfde kiezen. Een heel bewuste beslissing was dat niet. „Eerder automatisme, doen wat je ouders doen. Nu zoek ik meer de betekenis achter die keuze: waarom vind ik dit belangrijk, waarom wil ik dit doen?”
Bewust of niet, de keuze als 12-jarige zal de rest van haar leven bepalen. „Ik kan niet over tien jaar zeggen: Het is wel mooi geweest. Natuurlijk, je kunt ervoor kiezen om als jood niet meer orthodox leven. Maar dat verslechtert je connectie met God.”
Chaya ervaart het niet als een last dat ze nu aan religieuze verplichtingen vastzit. „Ik houd van mijn geloof. Het geeft me houvast. Niet alle regels begrijp ik. Logisch, want God staat boven je. Er is niets waar Hij niet over nagedacht heeft.” Ze vindt het ook niet zwaar dat ze er dag in dag uit aan moet werken om een beter persoon te worden. „Ik heb het gevoel dat het zinvol is en dat ik er verder mee kom.”
Matchmakers
Twijfels waren er ook; in een moeilijke periode in haar leven. Ze wil daar niet veel over kwijt. „Toch wist ik zeker dat God er is, al begreep ik Hem niet. Moeilijke dingen zijn ergens goed voor. Voor je ziel, of omdat je een taak in het leven moet volbrengen. Als mens kan en hoef ik niet alles te begrijpen.
Een belangrijke les voor mij is geweest dat mijn connectie met God persoonlijk is en dat Hij mij door en door kent. Alles wat ik meemaak is door Hem gegeven om zo te leren een beter persoon te worden. Over andere mensen hoef ik niet te oordelen, want net als voor mij is hun relatie met God hun verantwoordelijkheid.”
Orthodoxe joden hebben geen relatie voordat ze gaan trouwen. Verkeringstijd kennen ze dus niet, wel „datingstijd”: gesprekken met een potentiële partner waarin je kijkt of er een klik is én je besluit om te trouwen of niet. Sommige mensen trouwen na één ontmoeting. Anderen daten drie maanden of een halfjaar.
Zelf zou Chaya een man willen die op dezelfde manier in het leven staat als zij. De vijver voor zo’n huwelijkskandidaat is in Nederland niet groot. In het buitenland wel. Er zijn ook speciale matchmakers die joden helpen bij hun zoektocht. Zij koppelen mensen van over de hele wereld met gelijke opvattingen en interesses aan elkaar.
Na haar vwo-examen heeft Chaya eerst andere plannen: een seminar volgen in het buitenland –waarschijnlijk Israël– net als veel joodse meisjes. Om kennis op te doen, als basis voor de rest van haar leven. „Ik hoor van anderen dat je heel zelfstandig wordt. Je leert je eigen boontjes doppen. De eerste maanden schijnen best pittig te zijn, omdat je heel erg op jezelf bent aangewezen. Maar dat is ook goed.”
Koosjer
Of ze daarna in Israël blijft, hangt van de toekomst af. „Ik heb het erg naar mijn zin in Nederland”, benadrukt ze. Emigreren naar Israël is niet per se haar droomwens. Wel ziet ze een voordeel: je bent daar als orthodox-joods meisje geen uitzondering.
En niet onbelangrijk: je kunt in elke snackbar je honger stillen. De friet is altijd koosjer.
Joden in Nederland
Volgens de meest recente onderzoekscijfers (Joods Welzijn, 2010) wonen er in Nederland zo’n 55.000 Joden.
Van hen is ongeveer 20 procent aangesloten bij een kerkgenootschap. Zo’n 4 procent noemt zich orthodox-joods.
Het aantal in Nederland geboren Joden dat emigreert naar Israël fluctueert tussen de 150 en 220 per jaar.
Het afgelopen jaar registreerde het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) bijna 20 procent meer antisemitische incidenten dan het jaar ervoor.