Diagnose Astrid „onsmakelijke vertoning”
De advocaten van Willem Holleeder zijn ver buiten hun boekje gegaan met de psychiatrische diagnose van Astrid Holleeder, zus van de beklaagde en een van de cruciale getuigen in het lopende moordproces. Dat stelt het Openbaar Ministerie (OM) in reactie op het pleidooi van de raadslieden.
Volgens de advocaten vertoont Astrid verregaande kenmerken van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). „Een lachwekkend staaltje onwetenschappelijk geklets, van een beschamend niveau en een onsmakelijke vertoning”, zo kwalificeerde officier van justitie Lars Stempher maandag deze stelling.
Op 8 maart betoogde advocaat Sander Janssen dat een verstoord geheugen een kenmerk is van PTSS, wat ertoe zou kunnen leiden „dat je anderen de schuld gaat geven”. Dat zou er mede toe hebben geleid dat Astrid haar broer als moordenaar is gaan zien.
„Een diagnose kan alleen worden gesteld door onderzoek te doen”, aldus de officier. „Die is weggelegd voor artsen. Juristen moeten zich daar niet aan bezondigen.” De bewijswaarde van de diverse getuigenverklaringen blijft voor het OM onveranderd, betoogde Stempher.
Op 1 maart eiste het OM een levenslange gevangenisstraf tegen Holleeder, wegens betrokkenheid als opdrachtgever bij vijf liquidaties. Holleeder ontkent. Zijn advocaten hebben betoogd dat er niet genoeg bewijs is voor een veroordeling. Holleeder moet worden vrijgesproken, vinden zij.
Ze voerden daartoe onder meer een aantal „alternatieve scenario’s” op. In alle gevallen kan het dodelijke gevaar voor de slachtoffers uit andere hoek zijn gekomen, zo redeneerden zij. De door de raadslieden geschetste scenario’s berusten naar de smaak van het OM in een enkel geval op „drijfzand”. Bewijs voor de scenario’s ontbreekt, aldus de officier.
De rechtbank zet het proces voort op 2 april met de reactie van de advocaten en het laatste woord van Holleeder. Dat is de 61e en tevens laatste dag van het proces-Holleeder. Op 4 juli volgt de uitspraak.