Buitenland

Met de ambulance naar een aanslag in Jeruzalem

In Israël ligt het gevaar van terreur elk uur van de dag op de loer. Een rit met de ambulance in Jeruzalem voert naar een aanslag bij een checkpoint. De dader is doodgeschoten. Verpleegkundige Nynke Boonstra: „Ik heb meer dan genoeg van die ontzettend diepe haat.”

13 March 2019 07:51Gewijzigd op 16 November 2020 15:30
Het Israëlische 'Rode Kruis' in actie. beeld AFP, Yehuda Ben Itah
Het Israëlische 'Rode Kruis' in actie. beeld AFP, Yehuda Ben Itah

Gestaag klimt de voorjaarszon uit de diepte van de Dode Zee in het oosten. Meedogenloos bestormen de stralen de onherbergzame heuvels van Judea. Even blijven ze hangen bij de zwarte tenten van een groep bedoeïenen. Dan storten ze zich in al hun gloed uit over de Eeuwige Stad.

Het heeft geregend in Jeruzalem. Maar daar weet de mediterrane zon wel raad mee. Als kleine ademteugjes stijgt de damp van de straten op. De geuren van de Mahane Yehudamarkt liften op de witte wolkjes mee: komijn, chili, gember.

Orthodoxe Joden spoeden zich met hun kroost door de Jaffastraat in het hartje van de stad. Pijpenkrullen dansen op de maat van gehaaste passen. Slechts even brengt het waarschuwend geklingel van de passerende tram hen uit hun concentratie. De dagelijkse studie van Talmoed en Thora wacht.

De wind fluit door de stagen van de Harpbrug, die de toegang tot de stad markeert. Een niet aflatende poging om een mysterieuze melodie aan het stalen gevaarte te ontlokken. Voor wie het horen wil. Het woordenloze lied weerkaatst tegen de Hebreeuwse letters langs de weg: ”Gezegend, zij die komen”.

Aan de rand van Jeruzalem staat het hoofdkwartier van Magen David Adom (MDA). Het Rode Schild van David, de Israëlische variant van het Rode Kruis. Zoals bij veel gebouwen wordt de ingang streng bewaakt. Het gevaar van aanslagen loert immers overal. Een A4-tje verwijst naar de zij-ingang. Via de parkeergarage lopen we ten slotte zomaar het pand binnen. Zonder piepende metaaldetectoren of boze bewakers.

Het Jeruzalemse hoofdkwartier is gloednieuw, vertelt hoofd voorlichting Yonathan ”Yoni” Yagodovsky. Van hieruit bestrijken de MDA-hulpverleners de stad Jeruzalem en wijde omgeving. Van de Dode Zee tot aan Latrun, waar de heuvels overgaan in de laagvlakte die bij Tel Aviv eindigt.

Alarmeringsapp

Gedreven verhaalt Yagodovsky over de geschiedenis van Magen David Adom (zie ook kader). Van de eerste ambulance, een omgebouwde melkwagen, tot de 7000 vrijwilligers die anno 2019 per app worden gewaarschuwd als zich in hun directe omgeving een calamiteit voordoet.

De voorlichter haalt zijn eigen smartphone tevoorschijn en activeert zijn alarmeringsapp. „Kijk hier, een paar uur geleden”, wijst hij op zijn scherm. „Een bewusteloze vrouw van 88. Ze heeft vermoedelijk een beroerte gehad. Ik kon zien dat er twee mensen die ook waren gealarmeerd dichter bij het slachtoffer in de buurt waren. Dus hoefde ik zelf niet te gaan.”

2019-03-09-rdMAG1-bij-yagodovsky09-1-FC_web.jpg
Yonathan Yagodovsky. beeld RD

De vrijwilligers komen in actie als er moet worden gereanimeerd of als een slachtoffer een ernstige –en dus levensbedreigende– uitwendige bloeding heeft.

Het zenuwcentrum van het MDA-station bevindt zich in de controlekamer. Hier komen alle verzoeken om spoedeisende hulp binnen. Via het nationale alarmnummer 101, of via een van de hulpdiensten. Een grote teller houdt bij hoe snel een beller antwoord krijgt. Momenteel staat de teller op krap drieënhalve seconde…

Op grote schermen zijn de beschikbare ambulances zichtbaar, inclusief de exacte posities waar ze zich bevinden. Terwijl de operator ziekenwagen en incident digitaal aan elkaar koppelt, instrueert hij of zij zo nodig de beller om bepaalde handelingen te verrichten.

Sinds zeven uur die ochtend zijn er 854 telefoontjes binnengekomen, meldt een ander scherm. „Gemiddeld bellen er 1800 mensen per dag”, vertelt Yagodovsky. „Natuurlijk is er lang niet altijd een ambulance nodig. Soms kunnen we met een advies volstaan. Andere keren rukt een van onze motoren uit. En sinds kort beschikken we over volledig uitgeruste e-bikes.”

Dan wordt het tijd om daadwerkelijk in een shift mee te draaien. Met ambulance 169. De wagen is geel van kleur, ten teken dat het om een intensive care-voertuig gaat. De ‘gewone’ exemplaren zijn wit.

Als het ambulancepersoneel eenmaal bij een slachtoffer is gearriveerd, is de communicatie met het ziekenhuis essentieel, zegt chauffeur Dror. „Het is van het grootste belang dat ze bij de spoedeisende hulp al weten met wat voor soort patiënt ze te maken krijgen, zodat ze daar direct op in kunnen spelen. Laatst hadden we een slachtoffer met een hartinfarct. We hebben het ecg direct vanuit de ambulance naar de dienstdoende cardioloog gestuurd. Toen we aankwamen, stond zelfs de lift al voor ons open. Toen wij nog in de hal aan het rapporteren waren, hoorden we dat de patiënt op de operatietafel lag om gekatheteriseerd te worden. Dat was binnen tien minuten na binnenkomst.”

Plotseling veert een van de operators op. Telefoon van de Israëlische politie. „Attempted stabbing attack”, klinkt het door de meldkamer – een poging om een terreuraanslag met een mes te plegen. Ambulance 169 is vrij en moet dus direct uitrukken.

Plaats delict

Behendig stuurt chauffeur Dror de ambulance de ondergrondse garage uit. Stukje bij beetje druppelt de informatie via de mobilofoon binnen. Een Palestijnse vrouw heeft geprobeerd een vrouwelijke Israëlische militair neer te steken. De dader is neergeschoten. Geen berichten over andere gewonden. Plaats van handeling: het checkpoint tussen Jeruzalem en Ma’ale Adumim, even ten oosten van de hoofdstad, op de rand van de Westelijke Jordaanoever.

Ondanks de loeiende sirene valt het niet mee op dit uur door het Jeruzalemse verkeer heen te ploegen. Als automobilisten al opzij willen, is er nauwelijks ruimte op de weg. Dan maar over de trambaan en het trottoir. Een bejaarde vrouw krijgt de schrik van haar leven als bij het oversteken plotseling een ambulance achter haar rug langs flitst.

Ruim voor de controlepost is het al duidelijk dat er iets bijzonders aan de hand is. Het anders zo drukke verkeer is tot stilstand gekomen aan beide zijden van het checkpoint. Tientallen gewapende soldaten en politieagenten lopen gehaast heen en weer, onderwijl druk pratend in telefoons en portofoons.

De politie is net bezig de toegang met lint af te zetten. Verpleegkundigen Nynke en Nachi spoeden zich met monitor en zuurstoffles naar de plaats des onheils. Die hulpmiddelen mogen niet meer baten. De aanslagpleger is dood. De kogels van een veiligheidsagent zijn haar fataal geworden.

Daar ligt ze, armen en benen gespreid. Een donkere doek, barmhartig uitgespreid door omstanders, maakt haar anoniem. Maar die verhult de werkelijkheid niet. Op Twitter gaat de gebeurtenis al snel een eigen leven leiden. ”Vermoord”, is de algemene conclusie. Alsof op deze morgen van voorbedachte rade sprake zou zijn. Op Israëlische media verschijnen foto’s van het wapen waarmee de dader haar beoogde slachtoffer belaagde. Groen heft, met appeltjesmotief in dito kleuren. Een keukenmes.

Het checkpoint is nu officieel een plaats delict. En dat betekent onder andere dat het slachtoffer moet blijven liggen, tot het politieonderzoek is afgerond. Forensisch experts arriveren al snel, hijsen zich in witte pakken en doen routinematig hun werk.

Eindelijk zijn de speurders tevreden. Onze brancard doet dienst om het ontzielde lichaam naar een vertrek naast de controlepost over te brengen. Uit het gezicht van voorbijgangers. Het verkeer komt weer op gang. Business as usual, althans zo lijkt het.

„Erg jammer”, reageert Nynke met vermoeide stem, als ze de brancard weer in de ambulance laadt. „Twintig, misschien dertig jaar, aan haar gezicht te zien. Achteraf horen we dat het een meisje van zestien was, met een tas vol schoolboeken op haar rug.

Maar dan, plotseling heftig: „Ik heb meer dan genoeg van die ontzettend diepe haat. Het is allemaal zo zinloos.”

Chauffeur Dror geeft intussen zijn rapport aan het hoofdkwartier door. „Ze is dood”, zegt hij zakelijk. Hij wijst op de print van het hartfilmpje. De eerste pagina laat nog een paar onregelmatige pieken zien – daarna een doorgaande rechte lijn. „De pupillen bewogen niet. En we zagen natuurlijk de kogelgaten”, zegt hij veelbetekenend, terwijl hij op zijn borst wijst. „Gelukkig houden we ons doorgaans met zieke mensen bezig”, zegt Boonstra even later, als we richting de Olijfberg rijden. „Het is geweldig om mensen in nood te behandelen. Natuurlijk kom je soms te laat, maar dan weet je dat er alles aan is gedaan. Kinderen zijn altijd het ergste, maar gelukkig komt dat niet vaak voor.”

Ogenschijnlijke chaos

De vrouwelijke soldaat die de Palestijnse tiener probeerde neer te steken wordt naar het Shaare Zedekziekenhuis afgevoerd. Ze heeft een aanval van hysterie. Niet levensbedreigend, maar wel begrijpelijk als iemand je net naar het leven heeft gestaan.

In het Shaare Zedek komen de ambulances aan in het ondergrondse deel van het ziekenhuis. Beschermd door twee dikke betonnen vloeren van de bovenliggende parkeergarages. Geen overbodige luxe, in geval van luchtalarm in Jeruzalem. Hoe dringend de medische problemen ook zijn, het veiligheidspersoneel checkt elke binnenkomende ziekenwagen.

Twee hoofdroutes voeren het ziekenhuis binnen. De eerste gaat naar de reguliere spoedeisende hulp. Rond de balie van de SEH staan de bedden bijna zij aan zij. Een verpleger tapt snel een paar buisjes bloed af bij een man die net is binnengebracht. Hij ademt zichtbaar moeilijk, ondanks de zuurstofkap die op zijn gezicht is geplaatst. Even verderop wacht een jongetje in een rolstoel. Vermoedelijk zijn enkel gebroken.

Op het eerste gezicht lijkt chaos hier de boventoon te voeren. Maar niets is minder waar. Op grote schermen is te lezen wie er zijn binnengebracht – slechts herkenbaar aan de eerste letter van hun achternaam en leeftijd. De oudste patiënt heeft de leeftijd van honderd overschreden. Ook meldt het display de aard van de aandoening en de tijd die de bezoeker al in de eerstehulpruimte heeft doorgebracht.

2019-03-09-rdMAG1-bij-schwarz09-2-FC_web.jpg
Dr. Alon Schwarz zwaait de scepter in de traumakamer van het Shaare Zedekziekenhuis. beeld RD

De meer urgente gevallen worden rechtstreeks naar de trauma-afdeling gebracht. Mensen met ernstige hartproblemen of patiënten die acuut een operatie moeten ondergaan, belanden in een van de vier speciaal ingerichte units.

Dit is het domein van dr. Alon Schwarz. „Hier worden beslissingen over leven en dood in luttele ogenblikken genomen”, legt de traumachirurg uit. Hij is nog in vrijetijdskleding gehuld, maar staat op het punt de operatiekamer in te gaan. „Die patiënt ga ik zo opereren”, wijst hij op een hoogbejaarde man die zich in een van de units bevindt. Hij kampt met een ernstige darmverstopping die alleen met een directe ingreep door het openen van de buikholte kan worden verholpen.

„Als zich een calamiteit voordoet, zoals een terreuraanslag of een groot ongeval, kunnen we onze capaciteit in de traumakamer met een paar plaatsen uitbreiden”, vertelt Schwarz. De reguliere spoedeisende hulp wordt in dat geval ontruimd en de aanwezige patiënten worden elders in het ziekenhuis ondergebracht. Daarna is het een kwestie van zorgvuldige triage: wie heeft het dringendst hulp nodig? Daarbij wordt geen onderscheid des persoons gemaakt, benadrukt de Israëlische arts. „Onlangs hadden we hier een bejaarde Joodse man die het slachtoffer was van een terreuraanslag. De Palestijnse dader lag naast hem in de traumakamer. Het slachtoffer heeft het niet gehaald; de terrorist wel. Leg dat maar eens aan de familie uit.”

„De terrorist had een ernstige schotwond. De kogel was schuin door zijn borst- en buikholte heen gegaan. Toen hij net binnen was gebracht had hij nog een minimale bloeddruk. Het was als een zinkend schip: eerst de boel drijvend houden, daarna pas repareren. We hebben de inwendige bloedingen met noodmiddelen gestopt. Pas dagen later, toen de patiënt weer stabiel was, hebben we zijn kapotte organen gereconstrueerd. Toen hij was opgeknapt, moest hij direct naar de gevangenis. Tot die tijd hebben we hem verzorgd en goede gesprekken met hem gehad.”

De tijd van uitleg op de trauma-afdeling is voorbij. Dokter Schwarz haast zich naar de operatiekamer, die al in gereedheid is gebracht.

Twee verdiepingen hoger beschijnt het late zonlicht de hoofdingang van het Shaare Zedekziekenhuis. De laatste patiënten verlaten de polikliniek. De wind fluit doorde stalen lijnen van de Harpbrug. Een woordenloos lied, dat verdwijnt in de heuvels die naar de kust afdalen. Slechts eenmaal weerkaatst de melodie. Op Hebreeuwse letters bij de ingang van Jeruzalem: Gezegend, zij die komen.

Magen David Adom

Ze vormen een vertrouwd straatbeeld in Israël: de gele en witte ambulances van Magen David Adom. Ze komen in actie bij medische calamiteiten, zoals in elk ander land. Maar in Israël staan ze ook in de frontlijn als er een terreuraanslag wordt gepleegd.

Het Israëlische ‘Rode Kruis’ heeft oude papieren, die teruggaan tot de Eerste Wereldoorlog. In 1918, net voor het einde van de Grote Oorlog, streden honderden Joodse mannen en vrouwen mee met de Britse strijdkrachten in Palestina in het zogenoemde Joodse Legioen.

Binnen die eenheid waren zo’n 500 jonge vrouwen en meisjes actief die gewonden in het veld verzorgden en dienst deden in militaire ziekenhuizen. Zij waren getooid met het embleem van Magen David Adom (MDA) – het Rode Schild van David, het Joodse equivalent van het Rode Kruis. Kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de eenheid ontbonden, maar de kiem voor MDA was gelegd.

Het duurde echter tot 1930 voor de MDA weer nieuw leven werd ingeblazen. Palestina was in die tijd het toneel van geweld en onrust tussen Joden, Arabieren en de Britse overheersers die het gebied namens de Volkenbond bestuurden.

Een groep vrijwilligers richtte in een bescheiden pakhuis in Tel Aviv een organisatie op voor Eerste Hulp en Bijstand aan Noodlijdenden, die al snel onder de oude naam MDA door het leven ging. De kersverse organisatie moest het met primitieve middelen redden. De enige ambulance bestond in die tijd uit een omgebouwde legertruck.

„Een van de belangrijkste taken van de dienst was het verstrekken van bloed aan gewonden. Er bestond natuurlijk nog niet zoiets als een bloedbank. Bloedgeven gebeurde zo’n beetje van ader tot ader”, vertelt MDA-voorlichter Yonathan Yagadovski in het MDA-hoofdkwartier in Jeruzalem. „Al vanaf het eerste begin was er een sterk gevoel van kameraadschap, dat nog steeds kenmerkend is voor de organisatie.”

In de jaren daarna vervulde het Rode Schild van David een cruciale rol in de strijd van de Joden voor een eigen staat. In de jaren 30 en 40 was de MDA de officiële medische dienst voor het Joodse verdedigingsleger Haganah. In 1950 nam de Knesset een wet aan die bepaalde dat de MDA de enige erkende eerstehulporganisatie van Israël was. De dienst moest zich houden aan de reglementen van het Internationale Rode Kruis dat in 1863 was opgericht.

Door alle politieke verwikkelingen onderhield MDA met die organisatie een moeizame verhouding. Het duurde dan ook tot juni 2006 voor MDA een volwaardig lidmaatschap verkreeg.

De Israëlische overheid houdt toezicht op MDA, maar is tegelijk ook de grootste betalende afnemer van de hulporganisatie. Zo’n drie kwart van de inkomsten verwerft MDA uit betaalde diensten. Rond de 10 procent komt uit overheidsgelden en 15 tot 17 procent van internationale donaties. In tientallen landen zijn stichtingen opgericht die gelden voor de organisatie inzamelen. Daarmee worden onder andere de ambulances gefinancierd. Opschriften op de ziekenwagens vermelden uit welk land het geld voor het voertuig afkomstig was.

In Nederland is er de stichting: Vrienden van Magen David Adom die zo’n 4000 donateurs telt.

Voor Israëlische jongeren is er de mogelijkheid een soort maatschappelijke stage bij MDA te volgen, vaak als voorbereiding op de periode in het leger die zij moeten dienen. „Vanaf je zestiende kun je je aanmelden”, vertelt Yagadovski. „Het helpt je volwassen te worden. Je krijgt er bovendien studiepunten van school voor. Het werk geeft je veel eigenwaarde. Het gaat er niet om dat je van het geluid van sirenes houdt, maar je ervan bewust bent dat je mensen moet helpen.”

Shaare Zedek

Als in Jeruzalem een aanslag wordt gepleegd, is het Shaare Zedekziekenhuis een van de eerste plaatsen waar slachtoffers worden opgevangen. Het hospitaal bevindt zich op een steenworp afstand van het centrum, waar doorgaans de meeste terreuraanvallen plaatshebben.

Het Shaare Zedekziekenhuis opende op 27 januari 1902 zijn deuren in Jeruzalem. Het hospitaal was gebouwd door 120 Joden en gevestigd aan de Jaffastraat, in het centrum van de stad.

Met de gezondheidszorg was het in de tweede helft van de negentiende eeuw in Jeruzalem slecht gesteld. Terwijl de nood hoog was. Door ondervoeding en het ontbreken van goede hygiëne staken ziekten als cholera, influenza en malaria met grote regelmaat de kop op.

In 1870 bezocht een groep Joden uit Nederland en Duitsland Jeruzalem. Zij werden getroffen door de erbarmelijke omstandigheden waarin de inwoners van de stad verkeerden en vatten het plan op een Joods ziekenhuis te bouwen.

Wereldwijd werden fondsen geworven om dat project van de grond te krijgen. Het duurde nog tot 1892 voor een Joodse artsenpost annex apotheek in Jeruzalem kon worden gevestigd. Tien jaar later verrees echter een volwaardig ziekenhuis. Het Shaare Zedek begon noodgedwongen met twintig bedden, maar die capaciteit bedroeg drie jaar later al zestig bedden.

De eerste tien jaar werden ruim 4600 patiënten in het Shaare Zedek opgenomen. Geldgebrek noopte het ziekenhuis tot de nodige inventiviteit. Zo werden ezels voor het transport van zieken gebruikt, met een ladder als geïmproviseerde brancard.

In de eerste tien jaar werden gemiddeld 240 kinderen per jaar in het hospitaal geboren. Anno 2019 zijn dat er jaarlijks zo’n 12.000.

Van het begin af aan stond het Shaare Zedek geen overheidsbemoeienis toe, afgezien van de wettelijke voorschriften waar elk ziekenhuis zich in Israël aan te houden heeft. Daardoor kon het hospitaal een medisch-ethisch beleid handhaven dat strikt volgens de Joodse religieuze wetgeving is vormgegeven. Het ziekenhuis heeft zelfs een speciale afdeling die toeziet op naleving van de Halacha (Joodse wetten) en nieuwe technieken en behandelmethoden daaraan toetst.

De beschermwaardigheid van het leven staat daarbij voorop. Dat betekent onder andere dat abortus en euthanasie volstrekt taboe zijn. Maar ook dat er in het Shaare Zedek bijzonder veel aandacht is voor palliatieve zorg.

Het Joodse ziekenhuis probeert de beschermwaardigheid van het leven voor iedereen te waarborgen. Het staat open voor iedereen die hulp nodig heeft, ongeacht religie of etnische achtergrond. In een verdeelde stad als Jeruzalem vallen daardoor binnen de ziekenhuismuren scheidslijnen weg die mensen in het normale leven haarscherp uit elkaar houden.

Het ziekenhuis maakte vanaf het begin van de twintigste eeuw een gestage groei door. Daardoor bleken de faciliteiten in de Jaffastraat uiteindelijk niet meer toereikend. Besloten werd een compleet nieuw ziekenhuis te bouwen dat in 1980 zijn deuren opende aan de voet van de Herzlberg, op een steenworp afstand van het Holocaustmuseum Yad Vashem.

Sinds 1988 geeft prof. Jonathan Halevy leiding aan het ziekenhuis en is het ziekenhuis omgevormd van een klein hospitaal tot een groot academisch centrum. Hij droeg het stokje op 1 maart over aan Ofer Merin, die al 25 jaar in het Shaare Zedek werkzaam is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer