Veel artsen laten patiënt versterven
Versterven, een patiënt verdoven en geen voedsel en vocht meer toedienen tot deze sterft, komt relatief vaak voor. Dat stellen onderzoekers van het Erasmus MC en het VU Medisch Centrum dinsdag in het vakblad ’Annals of Internal Medicine’.
De auteurs baseren zich onder meer op de laatste studie naar de toetsingsprocedure voor euthanasie waarin voor het eerst ook werd gekeken naar deze zogenoemde terminale sedatie. Daaruit blijkt dat dit in 4 tot 10 procent van alle sterfgevallen in Nederland gebeurt.
Daarnaast ondervroegen ze 410 artsen uit diverse specialisten of ze deze methode in de jaren 2000 of 2001 wel eens hadden gebruikt. Ruim de helft (52 procent) van de ondervraagden zei dat dit inderdaad zo was. In 78 procent van de gevallen betrof het mensen van 65 jaar of ouder, in 54 procent ging het om patiënten met kanker.
Het doel van de terminale sedatie was meestal om pijn (51 procent), onrust (38 procent) en angst (11 procent) te verlichten. In 17 procent van alle gevallen was bespoediging van het levenseinde het uitdrukkelijke doel. De beslissing om mensen in diepe slaap te brengen, werd in 93 procent van de gevallen overlegd met de familie en in 59 procent ook met de patiënt zelf. De beslissing om van voeding of vocht af te zien, werd in 73 procent van de gevallen met de familie en in 34 procent met de patiënt overlegd.
Terminale sedatie wordt vaak verward met euthanasie. Euthanasie wordt per definitie uitgevoerd op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt. Bij terminale sedatie hoeft dit niet zo te zijn. Bij euthanasie overlijdt de patiënt als gevolg van het toedienen van dodelijke middelen. Bij terminale sedatie sterft de patiënt aan de ziekte, door het onthouden van voeding of vocht, of door de toediening van sedativa of morfine. Deze middelen worden lang niet altijd toegediend om het levenseinde van de patiënt te bespoedigen. Dat gebeurt alleen in een minderheid van de gevallen.