8070 dagen wachten op de Elfstedentocht
Een complete generatie is opgegroeid zonder de Elfstedentocht te hebben beleefd. Over een kleine maand, op de kop af 8 februari 2019, gaan we het langste Elfstedenloze tijdperk in. Dan zijn de trotse winnaars van de 15e editie van 4 januari 1997, Henk Angenent en Klasina Seinstra, degenen die met 22 jaar en 33 dagen het langst als overwinnaars heersen.
Het is die uitgestrekte periode zonder dit Friese én nationale sport- en volksfeest die sporthistoricus Jurryt van de Vooren heeft geïnspireerd tot het schrijven van het boek 8070 Dagen - Wachten op de Elfstedentocht.
Het eerste exemplaar van dat boek wordt dinsdag in het Schaatsmuseum in het Friese Hindeloopen overhandigd aan Angenent en Seinstra, uitgerekend op de 110e verjaardag van de Koninklijke Vereniging De Friesche Elf Steden. Dat gebeurt in het bijzijn van Reinier Paping, Elfstedenwinnaar van 1963, die vóór Angenent het langst van zijn overwinning heeft mogen genieten: 22 jaar en 32 dagen.
Bij die presentatie is ook Wiebe Wieling aanwezig, sinds 2005 voorzitter van de Elfstedenvereniging, maar na dertien jaar nog niet in de gelegenheid geweest om kreten van het kaliber ‘It sil heve’ of ‘It giet oan’ de wereld in te sturen. Hij heeft daarvoor trouwens nog maar drie jaar de tijd. Een van zijn voorgangers, Jan Kuperus, hanteerde zestien jaar (1969-1985) de voorzittershamer, zonder ook maar één Elfstedentocht te kunnen organiseren. Prompt na zijn aftreden begon het te vriezen en mocht zijn opvolger, Jan Sipkema de eerste tocht in 22 jaar afkondigen, die werd gewonnen door Evert van Benthem.
Sporthistoricus Van de Vooren, schrijver van veel historische werken en beheerder van de website Sportgeschiedenis.nl, neemt de lezer in elf hoofdstukken mee door de rijke geschiedenis van „misschien wel het mooiste sportevenement dat ons land rijk is”. Zo legt hij uit waar de spreuken ‘It giet oan’ en ‘It sil have’ vandaan komen (uit het kaatsen), beschrijft hij het beroemde bruggetje bij het kruispunt in Bartlehiem (pas sinds 1933 écht van belang en sinds 1985 nationaal bezit) en neemt hij de reacties onder de loep op de deelname van de eerste vrouw in 1917. Van de Vooren gaat evenmin voorbij aan de oorlogshistorie van de Tocht der Tochten. Daarnaast vestigt hij de aandacht op de tochten die niet doorgingen, zoals in 1996 en 2012, de laatste keer dat er een serieuze winter met Elfstedenkans de kop opstak.
Verder komt ter sprake dat er nog nooit een Elfstedentocht op zondag of maandag is verreden, uit respect voor de zondagsrust. De Elfstedenvereniging heeft inmiddels verklaard dat er tegenwoordig in het uiterste geval wel een tocht op een van deze dagen kan worden uitgeschreven.
Allemaal voorpret in de aanloop naar de zestiende Elfstedentocht, die getuige de woorden van oud-winnaar wijlen Jeen van den Berg „elke dag dichterbij komt”. Er is de komende weken immers strenge vorst voorspeld.