Volgens de critici zou het onderzoek eerder schadelijk dan nuttig zijn. Die kritiek is onvoldoende onderbouwd, stelde de Gezondheidsraad gisteren in een advies aan minister Borst van Volksgezondheid.

In Nederland worden sinds 1990 vrouwen tussen de 50 en 75 jaar op borstkanker onderzocht. In oktober verscheen in de wetenschappelijke pers een samenvattende beoordeling van tot dusver verricht onderzoek naar het nut van dergelijk bevolkingsonderzoek. De Deense opstellers vonden het meeste onderzoek dat zij hadden bekeken ondeugdelijk. Zij trokken de conclusie dat bevolkingsonderzoek naar borstkanker wel veel overlast geeft, maar geen winst oplevert in termen van levensjaren.

Die conclusie valt volgens de Gezondheidsraad niet te trekken. De raad sluit echter niet uit dat de winst achterblijft bij de verwachtingen die men er in 1990 van had.

In Nederland is de sterfte door borstkanker aan het dalen. Die daling loopt ongeveer parallel aan de geleidelijke uitbreiding van het bevolkingsonderzoek sinds 1990. Maar het valt niet te zeggen of die daling aan het bevolkingsonderzoek kan worden toegeschreven. Ook andere factoren, zoals betere behandeling, kunnen meespelen. Het voorgenomen onderzoek daarnaar moet doorgang vinden, aldus de Gezondheidsraad. Ook steunt de raad het pleidooi voor een nieuwe, onafhankelijke beoordeling van het onderzoek naar het nut van bevolkingsonderzoek bij borstkanker.