In de brief die Remkes maandag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, zegt de bewindsman dat hij afgelopen donderdag was ingegaan op vragen over een dreigbrief, „veronderstellend dat de vermeende brief zou bestaan". Afgelopen weekeinde kwam naar buiten dat dat niet het geval was. De vermeende brief, met dreigementen aan het adres van België en Nederland, was overigens donderdag door Binnenlandse Zaken al terzijde gelegd als zijnde loos alarm.

Volgens Van Bommel zegt Remkes in zijn brief van maandag:„Ik heb voor mijn beurt gesproken". Dat is voor nu voldoende, maar het is voor het laatst, voegde de SP’er daaraan toe. „Anders is hij zijn geloofwaardigheid volledig kwijt."

VVD–Kamerlid Wilders vindt nog steeds dat zijn partijgenoot Remkes de spookbrief eerst had moeten laten controleren, voordat hij erop reageerde. „Hij had eerst de feiten moeten checken voordat hij van alles begon rond te toeteren in de media." Zowel Van Bommel als Wilders nemen het de bewindsman kwalijk dat hij onzorgvuldig is omgesprongen met informatie die burgers angstig kan maken.

Ook D66’er Van der Ham vindt dat de bewindsman „onhandig" heeft geopereerd, zeker omdat het zo’n gevoelig onderwerp is. „Je moet dan nog nauwkeuriger zijn in je formulering." De brief van Remkes aan de Kamer geeft voor Van der Ham duidelijk en voldoende uitleg.

In de brief doet Remkes uit de doeken wat er donderdag is gebeurd. Nadat er geruchten waren gegaan over een brief waarin al–Qaeda zou dreigen met aanslagen in Brussel en Den Haag, is onderzoek ingesteld naar de brief, die zou zijn gericht aan de secretaris–generaal van de VN. Terwijl dat onderzoek nog liep, stond Remkes de media te woord over de vermeende brief. „Ik heb daarbij vooral het oog gehad op de mogelijkheid van een dreiging, veronderstellend dat de brief zou bestaan."

Uiteindelijk is dus „geen bevestiging gekomen van het bestaan van de vermeende brief", aldus Remkes.